Fascisme: laten we duidelijk zijn

1-5rusland.jpg
De strijd tegen het loslaten van Sovjet-verworvenheden gaat onverminderd door in Rusland. Steeds meer jongeren nemen het vaandel over. (Foto: galenkin2018@yandex.ru)

Greg Godels

De begrippen 'fascist' en 'fascisme' worden tegenwoordig vaak gebruikt. Ze zijn populair maar tegelijkertijd riskant. Ze zijn duidelijk gemeengoed geworden in het dagelijks spraakgebruik. Maar om drie redenen is het veelvuldig gebruik ervan ongelukkig: Er bestaat geen algemene en eenduidige betekenis van 'fascisme', 'fascist' wordt te vaak alleen maar als scheldwoord gebruikt en het gebruik van deze begrippen is losgeraakt van hun specifieke historische context.

Commentatoren van links tot rechts veroordelen hun tegenstanders graag met behulp van een hele reeks woorden die naar dit thema verwijzen: 'feminazi's', 'islamofascisten', 'neofascisten', 'politiek-correcte fascisten', enz. En onvermijdelijk komt bij progressieve linkse intellectuelen op enig moment de hamvraag ter tafel: "Is Trump een fascist?" Wie op 25 augustus 2019 'Trump, facisme, facist' googelde kreeg 9.150.000 resultaten.

Om klaarheid in de onontkoombare kwestie Trump/fascisme te scheppen raadpleegde Vox-journalist Dylan Matthews vijf deskundigen, stuk voor stuk academici met weloverwogen en uitgesproken opvattingen over het fascisme. Geen enkele definitie die zij boden bleek volledig van toepassing op de regimes in de 'klassieke' periode van het fascisme, de periode van 1922 tot aan het eind van de Portugese 'Nieuwe Staat' en de dood van Francisco Franco in Spanje. Tegelijkertijd golden de definities ook voor veel regeringen in dit tijdperk die niet fascistisch waren.

Een andere Vox-journalist, Sean Illing, vroeg Jason Stanley, een filosoof aan de Yale University die zijn nieuwe boek aan de man wil brengen, naar zijn opvatting van het fascisme. Zoals veel geleerden uit het post-sovjet-tijdperk kwam hij al gauw uit op het containerbegrip 'extremisme', zodat hij het fascisme over een kam kon scheren met het communisme. Zijn oprechtheid (en zijn wetenschappelijkheid) bleken twijfelachtig toen hij een poging deed om de woorden van de befaamde Duitse predikant Martin Niemöller over het fascisme te citeren. De hooggeleerde professor zei dat "we ons de waarschuwing op de zijmuur van het Holocaust Memorial Museum in Washington moeten inprenten: "Eerst kwamen ze voor de socialisten en ik zweeg, want ik was geen socialist...

In werkelijkheid begint Niemöllers gedicht als volgt: 'Eerst kwamen ze voor de communisten en ik zweeg, want ik was geen communist... De versie die de professor aan Yale en het museum citeren is het product van het hysterisch Amerikaanse anticommunisme in de jaren '50, een periode waarin de overheid het communisme wegzuiverde en communisten uitstootte, een praktijk die Washington ironisch genoeg deelde met de fascistische regimes uit het 'klassieke' tijdperk.

We kunnen de professor zijn historische onwetendheid vergeven, maar we mogen niet voorbijgaan aan het feit dat Niemöllers woorden in de Verenigde Staten bijna altijd verdraaid worden weergegeven; een praktijk die het mogelijk maakt om een periode in de Amerikaanse geschiedenis die uitgesproken fascistische trekken vertoonde efficiënt te ontkennen.

Heeft het feit dat het begrip 'fascisme' misbruikt en politiek uitgebuit wordt ervoor gezorgd dat het onbruikbaar geworden is? Bestaat er een betrouwbare definitie van 'fascisme' die aan alle verwarring ontkomt? En maakt het wat uit?

Het maakt zeker wat uit, omdat zoiets als het 'klassieke' fascisme altijd op de loer ligt aan de rafelranden van de bourgeosiepolitiek. Het is een werktuig in de gereedschapskist van de heersende klasse. Zelfs na de nederlaag van het fascisme in de Tweede Wereldoorlog (grotendeels dankzij de offers van die vermaledijde communisten) werden restanten van de oude orde ingebed in nieuwe regeringen, als ze niet naar een gastvrijere omgeving gevlucht waren. Onwetendheid, frustratie en goedgelovigheid staan garant voor een eindeloze hoeveelheid voetsoldaten voor de verspreiders van de verderfelijkste ideeën die het kapitalisme in zijn kwaadaardigste vorm voortgebracht heeft.

De bourgeoisie-elites houden fascistische bewegingen op afstand, totdat hardnekkige bestuurscrises extreme maatregelen vereisen; het fascisme is een soort mobiele eenheid van de heersende klasse. In de twintigste eeuw hadden de Italiaanse en Duitse bourgeoisieregeringen alle gelegenheid om de beginnende fascistische bewegingen in hun land te onderdrukken of uit te schakelen, lang voordat ze de macht grepen. In plaats daarvan tolereerden zij deze bewegingen, waarbij ze hen als hamer gebruikten om op de krachtige linkse arbeidersbeweging in te slaan. Toen het burgerlijk bestuur wankelde, grepen de stoottroepen van het fascisme de politieke macht, waarmee ze de kapitalistische orde waarborgden.

De Britse communistische leiders Tony Conway, John Foster, Rob Griffith en Liz Payne betoogden in een brief die onlangs in de 'Communist Review' (nr. 92) stond, dat de definitie van fascisme die ontwikkeld werd door de internationale communistische beweging en in 1935 geïntroduceerd werd de weerspiegeling was van ervaringen 'van de antifascistische strijd in een hele reeks landen en op velerlei manieren. Deze definitie maakte korte metten met pogingen om het fascisme te omschrijven in termen van oppervlakkige eigenschappen, zoals de wanhoop van een rancuneuze lagere middenklasse, of als een pathologische massapolitiek waarbij charismatische leiders verheerlijkt en buitenstaanders gestigmatiseerd werden.'

Het twintigste-eeuwse fascisme dat in Europa opkwam (én in de VS, met organisaties zoals de Liberty League die zich tegen Roosevelt keerde en uit was op een staatsgreep) heeft veel toevallige kenmerken gemeen die zijn opkomst op dat specifieke moment en onder die specifieke omstandigheden niet kunnen verklaren.

De Britse communistische schrijvers vinden hun definitie niet in een statische verzameling van toevallige kenmerken, maar in een proces, namelijk in " ... de ontwikkeling van de klassentegenstellingen binnen het kapitalisme in zijn monopoliefase, een fase van algemene crisis, van een directe politieke uitdaging door de werkende klasse en van intensivering van het inter-imperialistische conflict... Het fascisme was een antwoord van het financierskapitaal op het moment dat de bestaande bestuursvorm (de bourgeoisiedemocratie) niet meer in staat was om de klassentegenstellingen die voortkwamen uit het kapitalisme in zijn monopoliestadium te beheersen."

Verder zeggen ze: "We vinden het belangrijk om deze definitie in deze tijd te handhaven. Ze traceren de wortels van het fascisme binnen het monopoliekapitaal als een product van de kapitalistische tegenstellingen. Het fascisme is geen sociologisch product van de 'massamaatschappij' - een vorm van 'totalitarisme' die de propagandisten van het financierskapitaal tijdens de Koude Oorlog in staat stelde om het fascisme gelijk te stellen aan het communisme. Het ontstaat wanneer het financierskapitaal uitgedaagd wordt door de werkende klasse en zijn bewind niet meer op de oude manier kan voortzetten... (mijn nadruk).

De rode draad van het twintigste-eeuwse fascisme - zijn opkomst, groei, bestendiging, de machtsovername - was de relatieve dreiging van de arbeidersmacht, meestal in de vorm van een revolutionaire communistische partij. Deze rode draad onderscheidt het fascisme van de xenofobische, antidemocratische, revanchistische bewegingen en regimes van de negentiende eeuw en hun huidige navolgers.

Conway, Foster, Griffiths en Payne leggen uit: "Deze definitie biedt ons ook nu nog belangrijke richtlijnen. We bevinden ons in een periode waarin de crisis van het financierskapitaal heviger wordt en de inter-imperialistische spanningen stijgen. Op verschillende plaatsen wereldwijd, maar lang niet overal, vormt de uitdaging door de arbeidersklasse en haar bondgenoten een bedreiging voor het imperialistische bewind. Dit is het geval in delen van Latijns-Amerika en sinds kort in delen van Afrika. Elders bestaat er een potentiële dreiging..."

Potentiële dreigingen verschillen van een aanstaande botsing met het fascisme over het bestuur en over het lot van de bourgeoisiedemocratie. Dit neemt niet weg dat het verstandig is om waakzaam en voorbereid te zijn.

Fascistische bewegingen liggen altijd op de loer, en soms worden ze aangemoedigd door de politieke successen van ordinaire demagogen zoals Joseph McCarthy, Richard Nixon, George Wallace, Ronald Reagan of Donald Trump in de VS. Al deze figuren waren/zijn bliksemafleiders voor fascistische bewegingen, en allemaal verlegden ze de grenzen van de bourgeosiedemocratie. Ook maakten ze misbruik van een deel van het electoraat dat teleurgesteld of zelfs cynisch was geworden door het falen van hun progressievere of sociaaldemocratische collega's. Ze kwamen tot bloei op een voedingsbodem van onzekerheid, angst, desillusie en verwaarlozing. De opkomst van deze demagogen was het product van een kapitalistisch systeem dat zijn burgers geen effectief antwoord op de groeiende tegenstellingen kon bieden. Maar ze stonden niet op het punt om de burgerlijke democratie omver te werpen. Ze waren geen fascisten.

Ten onrechte beschouwden Amerikaanse communisten in de vijftiger jaren het McCarthyisme met al zijn fascistisch vertoon als een voorbode van het fascisme. De Communistische Partij betaalde een prijs voor deze verkeerde beoordeling, verloor aan steun en geloofwaardigheid, maar gaf haar vergissing later toe. Het lukraak roepen van 'fascisme!' kan de linkse beweging duur komen te staan en leidt af van het bevorderen van een progressieve agenda.

Het fascistische gevaar is onder het kapitalisme altijd mogelijk, maar een ongegrond en voortijdig alarmsignaal kan ons afhouden van het werk in uitvoering: de verdediging van de belangen van de werkende klasse en de strijd voor het socialisme.

Bron: ZZ's blog, 28 augustus 2019, vertaling Frans Willems.