De sociale gevolgen van de wereldorde, vanuit Arabisch perspectief

Deel 2: Armoede en verlies van waardigheid

zie ook: Deel 1: De nieuwe wereldorde en Deel 3: Het neoliberalisme

i-004-009.jpg
Kinderen die wachten bij voedseluitgifte in Jemen. De armoede is groot. (Foto: ZLV)

Alfadel Chalak

Twee banken werken aan de vernietiging van het kostbaarste wat de mens bezit: de geldbank vernietigt zijn waardigheid en de databank vernietigt zijn verstand en ontneemt hem zijn betekenis. Van dit standpunt kan misschien gezegd worden dat het een conservatieve houding tegenover de technische vooruitgang weerspiegelt. Dat is juist, want niet alles wat die vooruitgang brengt, is nuttig voor de mens. Sommige uitvindingen door de mens kunnen tot zijn vernietiging leiden, zoals de kernwapens.

Wanneer minder dan één procent van de wereldbevolking meer dan de helft van de banktegoeden bezit en meer dan de helft van de mensen op aarde helemaal niets heeft, zal dat van grote invloed zijn op hun onderlinge verhoudingen. Hongerige - of op de rand van honger bevindende - menigten zijn op zoek naar wat hun honger kan stillen. Ze kunnen niet gaan werken, omdat ze geen baan vinden. En als dat wel lukt, zijn de inkomsten net genoeg, of te weinig, om in leven te blijven.

Grote mensenmassa's trekken heen en weer tussen stad en platteland. Je hoort veel over het grote aantal steden met meer dan twee miljoen inwoners. Veel onderzoeken gaan over de mate waarin de mensen die naar de stad zijn getrokken, zich de stedelijke mentaliteit eigen maken - alsof die beschaafder is dan de mentaliteit van het platteland, en alsof de opvang van die mensen in de steden niet pure noodzaak is maar enkel bedoeld om hen te civiliseren en hun cultureel niveau te verhogen. Deze mensenmassa's maken zich geen cultuur eigen - we hebben het dan over welke vorm van burgerlijke cultuur ook -, ze komen juist in slavernij terecht. Ze zijn wel vrij om te gaan en staan waar ze willen, maar ze blijven slaaf van hun biologische behoeften: hoogstwaarschijnlijk trekken ze in bij verwanten van het platteland of gaan bij hen in de buurt wonen, en zoeken op vuilnisbelten naar iets eetbaars. Ze hebben niet eens kruimels om van te leven. Die zijn voor de bedienden in de huizen van de hogere klassen. Voor de vrije slaven is er het vuilnis. Ze zijn vrij om te zoeken, maar blijven slaaf van de menselijke noodzaak om te eten. Sommigen wonen in graven, anderen leven in de prostitutie. In India hebben meer dan 750 miljoen mensen geen plek om hun behoefte te doen. Uit angst verkracht te worden wachten de vrouwen de nacht af om dan in groepen te gaan. Verkrachting komt veel voor, maar wordt door de manvriendelijke wetgeving zelden bestraft. En de vrouwen praten er niet over uit angst voor een schandaal.

Armoede staat bijna gelijk aan vernedering. Extreme armoede vernedert helemaal. Met en door armoede breekt de geest. De arme doet alles om iets uit het vuilnis tevoorschijn te halen. Notabelen zorgen voor wat liefdadigheid. Het regime geeft niets. De armen vormen een last voor het regime, maar dat kan zich niet van hen ontdoen. Ze worden aan hun lot overgelaten. Soms kunnen ze wat op de zwarte markt verkopen. Voor hen is er geen plaats tussen de hoge heren. Die smokkelen en wassen geld wit, en verhandelen kinderen en migranten. Gezegd wordt dat de zwarte handel tot wel de helft van de wereldhandel uitmaakt.

De armen bezitten enkel hun arbeidskracht. Maar in de praktijk helpt hen dat niet, omdat ze niet werken. Ze hebben geen toegang tot de arbeidsmarkt. En honger heeft velen zo verzwakt dat ze niet meer kunnen werken. Maar ook de fysiek sterken werken niet, omdat ze de vereiste vaardigheden missen. Naarmate de maatschappij zich verder ontwikkelde, zijn de meeste armen werkloos geraakt. Ze kunnen niet aan het werk, omdat ze niet beschikken over de vereiste nieuwe vaardigheden. De meesten hebben de zoektocht naar werk opgegeven, omdat het aanbod van banen in de horeca of de schoonmaak beperkt is. Ze schikken zich in hun lot, het geeft niet welk.

In de internationale statistieken van de Verenigde Naties komt armoede alleen voor in abstracte vorm: als begrip of als sociale klasse. In deze onderzoeken en studies probeert men ons duidelijk te maken dat armoede enkel het gebrek aan rijkdom is, alsof de armen het probleem vormen. Natuurlijk zoekt men het probleem niet bij de rijken. Die vormen immers geen probleem, want het is vanzelfsprekend en noodzakelijk dat deze groep mensen bestaat. Ook over de arme mensen zelf wordt in de statistieken niet gesproken. Niet de concrete groep van armen, maar het abstracte begrip armoede vormt daar het onderwerp van discussie.

Zoals we wel een Vaderdag en Moederdag kennen, maar zonder aandacht voor wat het concreet betekent om vader of moeder te zijn. Of zoals we een Dag van de Arbeid kennen, waarop niet meer zoals vroeger aandacht is voor hoe het is om arbeider te zijn. De aandacht voor abstracte begrippen is bijna verheven tot iets bovennatuurlijks, iets metafysisch. In de statistieken is er dan ook geen plaats voor de concrete groepen van arbeiders en armen, die vinden we alleen terug in de antropologische onderzoeken.

In elke maatschappij vormt armoede een vaste rubriek in de overzichten van de sociale hiërarchie. De plek die deze categorie daarin krijgt, verandert naarmate een samenleving vooruitgaat dan wel vertraagt. De mate van armoede hangt af van de economische situatie en van politieke overwegingen, en kan schuilgaan onder het mom van de zogenoemde koopkracht. Maar in elke samenleving blijven er altijd armen, ook al worden er nog zoveel sociale statistieken opgesteld. De armen vormen de bodem van de maatschappij en die kan groter of kleiner worden, afhankelijk van de stand van de samenleving en van diens sociale diensten. De armen vormen een onderdeel van elke samenleving, een belangrijk onderdeel, hoeveel vooruitgang die samenleving ook boekt en hoe de statistische tabellen en de sociologische ramingen ook veranderen. Het zijn de armen die beroofd worden van de menselijke waardigheid, wat hun plaats op de ladder van de sociale statistieken ook is.

In de internationale VN-statistieken lijkt de armoede, en niet de rijkdom, het probleem te zijn. Alsof armoede zou kunnen bestaan zonder de accumulatie van rijkdom aan de andere kant van de samenleving. Op de satelliet-tv en in de rest van de media rijgen de verhalen over de rijken zich aaneen. Impliciet is men er trots op dat zij zoveel rijkdom bezitten. De statistieken over de miljardairs - miljonairs tellen blijkbaar al niet meer mee - volgen elkaar in rap tempo op, met als gevolg dat deze rijken tot voorbeeld en rolmodel van de samenlevingen zijn geworden. De armen zijn zielig en verdienen het slechts genoemd te worden in programma's die oproepen tot medelijden met hen. De materiële en culturele wereldorde is tegen hen. Waar ze zich ook bevinden, de waardigheid wordt hen ontstolen.

Onder alle omstandigheden is de armoede de tegenpool van de rijkdom. Beide zijn altijd aanwezig, het zijn de twee kanten van het systeem. Onder andere de VN-programma's spreken over het uitroeien van de armoede, maar zeggen niets over het uitroeien van de rijkdom. De belangrijke vraag is dan: kan de armoede uitgeroeid worden zonder dat de rijkdom van enkelen wordt verminderd? Men vindt het niet de moeite waard om deze vraag te bekijken, omdat die tegennatuurlijk is, gericht tegen de aard van het kapitalistisch systeem. Men spreekt liever over het overbruggen van de kloof tussen de groeiende rijkdom en de toenemende armoede; en god verhoede dat gesproken wordt over het afschaffen van de rijkdom. Dat is als vloeken in de kerk. Een verandering van het systeem is uit den boze, er mag zelfs niet over gesproken worden. Geen enkel internationaal of gouvernementeel apparaat onderzoekt deze kwestie. Armoede betekent beroofd zijn van menselijke waardigheid; het menselijk bestaan heeft daarmee zijn basis verloren.

Maar niet alleen de armoede speelt een rol. Die is één van de vormen van wanhoop die het menselijk bestaan kent, en heeft daarom, gelet op het grotere geheel, slechts een beperkte betekenis. Als we niet uit het oog willen verliezen waarmee we dit artikel begonnen zijn, dan mogen we de armoede niet uit dat geheel isoleren.

De vernedering waaraan het grootste deel van de mensheid is blootgesteld, en die gekoppeld is aan het ontberen van de meest elementaire levensbehoeften, roept natuurlijk protestbewegingen op. Bij afwezigheid van echte of daarop lijkende bewegingen neemt men zijn toevlucht tot protesten die steunen op bekende vormen van etnisch, religieus, populistisch, fascistisch en nazistisch protest. Deze vormen vermommen zich altijd onder de noemer van extreem-rechts. De dingen moeten evenwel anders benoemd worden.

De vernedering door gebrek en de lage lonen houden de arbeiders in Azië, Afrika en Latijns-Amerika aan de rand van de hongersnood, zonder de mogelijkheid om tegen dit onrecht en deze uitbuiting - in feite tegen imperialisme en kolonialisme - te strijden en zonder de ruimte om voor zichzelf op te komen. De westerse industrieën zijn overgebracht naar Azië om er te profiteren van de goedkope arbeidskrachten, die het bovendien verboden wordt te strijden voor hun rechten. Massa's mensen betreden de arbeidsmarkt om het westerse kapitaal te dienen, aangeboden door hun eigen overheden als waren ze slachtvee dat aan de lopende band geslacht gaat worden.

De waarheid is dat er kuddes mensen op de arbeidsmarkt worden gebracht. Kuddes die alleen nodig zijn om te werken in de westerse fabrieken, die overgebracht zijn naar of opgezet zijn in Oost-Azië. Het is deze kuddes verboden vakbonden en politieke partijen op te richten om zich te verdedigen. Om uiting te geven aan hun noden nemen ze hun toevlucht tot religie en etnische identiteit. Het is eerder een manier om zich te uiten dan echt religieus fanatisme of zoiets. Het religieus fanatisme is een vorm van strijd tegen de wereldorde. Het is natuurlijk een reactionaire vorm, maar er is geen andere. Dus gebruikt men deze vorm. De wereldwijde oorlog tegen terrorisme en corruptie is eigenlijk een oorlog die de overheidsinstellingen tegen zichzelf voeren. Ze hebben immers zelf de omstandigheden gecreëerd, die dit ideologisch klimaat onder de mensen heeft teweeggebracht.

De staatsterreur is het krachtigste en sluwste terrorisme in onze hedendaagse wereld. En de corruptie van de westerse overheden is daarbij het grootst. Natuurlijk worden het terrorisme en de corruptie van de niet-Westerse machten niet gemeten met de maatstaven die gelden voor de Westerse imperialistische overheden en bedrijven. Deze westerse landen en bedrijven willen de tegenstand in de rest van de wereld tot zwijgen brengen. Zij hebben bijvoorbeeld de religie in de arm genomen tegen de bezetting van Afghanistan door de Sovjet-Unie. Onze volkeren betalen de prijs.

De terreur is van oudsher het werk van de staat. Die heeft het verspreid en gelegaliseerd. Daarentegen is het terrorisme van individuen en georganiseerde groepen illegaal verklaard. Bovendien is dezelfde misdaad die in een Westers land begaan wordt, een terreurdaad als die uitgevoerd wordt door moslims of Arabieren met een bruin gezicht, maar een gewone misdaad wanneer de daders witte Europeanen of Amerikanen zijn.

In de dagen van het liberalisme stond de klassenstrijd centraal. In de dagen van het nieuwe liberalisme is dat het religieus terrorisme geworden. Maar in beide gevallen vormt het staatsterrorisme de basis. Het kapitalisme heeft zijn koers verlegd. Het heeft niet langer het volk of de volkeren nodig om over politiek te beraadslagen. Het hoeft de kuddes alleen maar daarheen te sturen waar de hoogste niveaus van meerwaarde worden geproduceerd, met de laagste lonen en zonder protestbewegingen. En deze massa's zijn vervolgens overgestapt van de klassenstrijd naar een terrorisme dat religieuze en etnische vormen aannam.

Als de god van het neoliberalisme dat de werkelijke macht op de aarde bezit, het geld is, dan zetelt de god van de individuele terroristen en de terroristische groeperingen in de hemel. De strijd op aarde is ongelijk, maar zal in de hemel eerlijker zijn. Daarom heeft elk van beide partijen haar eigen strijdmethoden. Op aarde zal zonder twijfel de god van het neoliberalisme zegevieren en overal zijn steunpunten krijgen.

Deel 3: Het neoliberalisme (wordt vervolgd).

Alfadel Chalak: werd in 1943 geboren in Kefraya (Noord-Libanon); werkte als werktuigbouwkundig ingenieur in de VS, Libanon en Syrië; was in 1995/6 minister van Post en Telecommunicatie van Libanon; is momenteel een productieve, linkse publicist (met onder andere bijdragen op de website van de Libanese Communistische Partij).

Bron: http://alfadelchalak.com/ (25 juli 2018)

Vertaling vanuit het Arabisch: Louis Wilms.