De verbinding tussen kapitalisme en natievorming

Kai Wagner

i-007-015.jpg
Demonstratie voor de eenheid in België op 18 november 2007. (Foto: Flickr cc by 2.0 Tijl Verkamer)

Hobsbawm laat zijn geschiedenis van de naties en het nationalisme in het jaar 1780 beginnen. Volgens hem zijn naties een nieuw historisch fenomeen, waarvan het ontstaan bezien moet worden in samenhang met de opkomst van het kapitalisme. Hoe zijn natie, natiestaat, nationalisme en kapitalisme met elkaar verbonden?

In het feodalisme gaan uitbuitingsverhouding en machtsverhouding hand in hand en vloeien naadloos in elkaar over. De belangentegenstelling tussen onderdaan en heerser is overduidelijk. In het kapitalisme, met zijn arbeidsdeling, veranderen de dingen. De machtsverhouding die gebaseerd is op de scheiding van de arbeider van de productiemiddelen, is in de voorwaarden voor de kapitalistische productiewijze opgegaan, terwijl de uitbuitingsverhouding verborgen zit in het dubbelkarakter van de arbeidskracht, namelijk zowel ruilwaarde voor de arbeider als gebruikswaarde voor de kapitalist. De uitwerkingen van macht en uitbuiting zijn weliswaar zichtbaar - bijvoorbeeld in de verdeling van de rijkdom -, de oorzaken ervan zijn echter alleen toegankelijk door erover na te denken.

Arbeider en kapitalist ontmoeten elkaar als vrije en gelijkgerechtigde marktdeelnemers, die beiden in hun rol als warenbezitter, als koper en verkoper, een optimale ruil nastreven. Om in zijn levensonderhoud te kunnen blijven voorzien, moet de arbeider steeds opnieuw zijn arbeidskracht te koop aanbieden. Hij is ervan afhankelijk dat zijn arbeidskracht voor anderen gebruikswaarde heeft en dus waarde oplevert. Alleen dan heeft de aankoop van arbeidskracht voor de kapitalist zin, alleen dan heeft deze de mogelijkheid de waarde die in de geproduceerde waar is neergeslagen op de markt tegen de ruilwaarde om te ruilen. Beiden, kapitalist en arbeider, hebben er binnen de kapitalistische productiewijze belang bij dat de cyclus van productie en circulatie, het verzilveren van waarde, succesvol wordt afgesloten.

De belangentegenstelling tussen arbeider en kapitalist kent twee dimensies: een antagonistische en een niet-antagonistische. In de antagonistische dimensie is deze tegenstelling binnen het kapitalisme niet op te lossen, ze overstijgt deze productiewijze en blijft daardoor onzichtbaar. In de niet-antagonistische dimensie daarentegen is ze wel oplosbaar, maar blijft dan beperkt tot de belangentegenstelling van op de markt ruilende warenbezitters. Op basis van deze situatie lijkt het alsof kapitalist en arbeider eigenlijk dezelfde belangen hebben, alsof ze individuen zijn die in het kapitalistische productieproces met elkaar verbonden zijn met als gemeenschappelijk doel het te gelde maken van waarde.

Om zich in de praktijk blijvend als nieuwe dominante productiewijze te kunnen vestigen stelt het kapitalisme een groot aantal eisen waaraan voor en na voldaan moet worden: beschikbaarheid en mobiliteit van arbeidskracht door die los te maken uit de lokale omstandigheden, zoals de lijfeigenschap en het keurslijf van de gilden; verkeerswegen en transportmiddelen; communicatie; infrastructurele voorzieningen; uniforme wettelijke regels voor productie en ruil van waren; standaardisering van maten en gewichten, één munt; invoering van een gemeenschappelijke taal; een onderwijssysteem; et cetera. Al deze met elkaar verbonden ontwikkelingen die de samenleving herstructureren, homogeniseren en anonimiseren, moeten zich uitstrekken over een territoriaal gedefinieerd gezagsgebied. Dit territoriaal gedefinieerde naar eenheid strevende gezagsgebied is de natiestaat.

Deze natiestaat zorgt door verkeer en communicatie überhaupt voor het eerst voor massale verbindingen tussen individuen, die daarvóór (met name gelet op taal cultuur, religie en levenswijze) slechts in lokale onderlinge relaties leefden. Deze reële, maar tegelijk anonieme en veranderlijke verbindingen binnen een territoriaal begrensd gezagsgebied vormen de voorwaarden voor het ontstaan van de gedachte van een 'imagined community', een 'verbeelde gemeenschap' (Anderson), een samenleving van met elkaar verbonden mensen, die door haar omvang uitstijgt boven de beperkte ervaringshorizon van het individu. De reële onderlinge verbondenheid als gevolg van het menselijk verkeer wordt ideologisch ondersteund door hun abstracte onderlinge verbondenheid door de kapitalistische productiewijze. In deze nieuwe productiewijze, met haar arbeidsdeling, zijn de afzonderlijke producenten niet direct, maar indirect met elkaar verbonden, en wel op twee manieren. Enerzijds via de waardecategorie, die de verdeling van de totale maatschappelijke arbeid over de afzonderlijke productiesectoren bepaalt, en anderzijds via de anonieme markt waarop beslist wordt of in het productieproces waarde, dat wil zeggen gebruikswaarde voor anderen, voortgebracht is.

De natie is nu niets anders dan de poging de abstract-functionele verbondenheid van door de kapitalistische productiewijze met elkaar verbonden mensen ideologisch aan te kleden; haar duurzaamheid en bestendigheid toe te schrijven door het ontwikkelen van een passende theorie; haar esthetisch uit te beelden middels kunst, literatuur en muziek; haar aanschouwelijkheid te verlenen middels rituelen en symbolen, bouwwerken en hymnen; en haar tenslotte institutioneel te verankeren. Het niet tastbare, want enkel door de productiewijze tot stand gebrachte, wordt in de natie met haar overvloed aan verschijningsvormen enerzijds zintuiglijk ervaarbaar, anderzijds ideologisch vormgegeven. De stichting van de natie gebeurt door een gemeenschap die zich losmaakt van het voorafgaande, die dit verdringt en verdringen moet, en dit door iets nieuws en eigens vervangt.

Omdat de natie in wording vooreerst geen andere reële basis heeft dan de kapitalistische productiewijze die haar leden onderling verbindt, begint nu iets wat Hobsbawm "het verzinnen van een traditie" noemt. De ideologische band die de leden van de nieuwe samenleving moet gaan verbinden, moet eerst nog geknoopt worden, en dat kan alleen maar gebeuren door een ideologie die niet uitsluitend een zaak van afzonderlijke elites, klassen, lagen of groepen is, maar de gemeenschappelijke zaak van iedereen. (...) De natie is de poging om het onderscheid tussen samenleving en gemeenschap ideologisch te overbruggen, de natie idealiseert de samenleving zodanig dat die tot een gemeenschap wordt.

In het kader van dit proces ontstaat het nationalisme als een beweging die de traditionele verbanden en denkwijzen die onder de leidende rol van kerk en feodalisme zijn ontstaan, moet vervangen. Dit doet ze door middel van ideologisering en het aanschouwelijk voorstellen van de zich vormende kapitalistische natie, als uitdrukking van het streven natie en natiestaat te laten samenvallen (Gellner). Nationalisme betekent zowel het verdringen van het oude als het vestigen van het nieuwe. In de ontstaansfase van natie en natiestaat zal de natiestaat tenslotte zorgen voor de definitieve vestiging van de natie als legitieme massa-ideologie. Eenmaal gevestigd wordt de natie ondanks haar ideologisch karakter tot een reële grootheid die bepalend inwerkt op de levenswijze en het denken van de mensen, en de schijn van iets blijvends aanneemt. Het resultaat van het ontstaansproces van de natie - met name de gemeenschappelijke cultuur, geschiedenis, taal en levenswijze, en de idee van een 'gemeenschappelijk lot' - krijgt een nieuwe duiding en wordt dan voorgesteld als de uitgangsbasis van de natie. Voor zover ze een reële grootheid is, ideologisch korset van een samenleving,bepalend voor denken en levenswijze en in het dagelijks maatschappelijk leven verankerd en geïnstitutionaliseerd, wordt ze voortaan tot onderwerp van de politieke discussie.

Elke maatschappelijke ontwikkeling heeft gevolgen voor het zelfbesef van een samenleving en werkt in op het beeld van de natie, die zo aan een continu proces van verandering onderhevig is. Nationalisme is na de vestiging van de kapitalistische natie niet enkel een diep gevoel van verbondenheid met een beeld van de natie of enkel een ideologie, maar treedt meestal op als een echte politieke beweging. Die staat afwijzend tegenover elke sluipend verlopen verandering van de natie, van de maatschappelijke werkelijkheid, en wil daar een eind aan maken. Ze streeft een radicale omslag na en uiteindelijk het opnieuw stichten van de natie. Ze koerst af op een nieuw maatschappelijk zelfbesef, een nieuwe interpretatie van de gemeenschapsgedachte. En ze bedient zich daarbij van de ideologische figuur dat ze een afwijking van het ware karakter van de natie wil corrigeren en wil terugkeren naar de wortels, de traditie, de oorspronkelijk gestichte natie en haar waarden, zodat de feitelijk nagestreefde breuk met de maatschappelijke werkelijkheid zich voordoet als herstel van de natie, als continuïteit. Omdat de natie als constructie van de 'verzonnen traditie' bij haar zelflegitimering meestal terugverwijst naar een reëel of zogenaamd verleden, kan het nationalisme dit teruggrijpen opeisen als het meest kenmerkende principe in haar eigen ideologie. Tegelijkertijd slaagt het nationalisme als ideologie er daardoor in om de overtuigingskracht van het historisch gegroeide en beproefde construct natie voor zijn eigen doelen te benutten.

Literatuur

Bron: Kai Wagner, Die Linke, die Nation und der nationalistische Rechtspopulismus; in Zeitschrift Marxistische Erneuerung nr. 113, mei 2018, pag. 126-135

Vertaling: Louis Wilms.