De opmars van het economisch nationalisme

i-006-001.jpg
Kapitalisme kan ineenstorting niet voorkomen. (Foto: Shutterstock)

Greg Godels (Zoltan Zigedy)

Tijdens de economische ineenstorting van 2007-2008 betoogde ik dat de wereldeconomie ernstig en onherroepelijk in de war gestuurd zou worden door de toenmalige ontwikkelingen. Ik verwachtte een verschuiving in de structuur van de internationale betrekkingen, waarbij landen afstand zouden nemen van het streven naar 'globalisering'. Dit streven zou maar een tijdelijke fase blijken te zijn.

In november 2008 schreef ik: "De economische crisis heeft het post-Sovjetproces van internationale integratie - de zogenaamde 'globalisering' - omgekeerd. Net zoals tijdens de Grote Depressie treft de economische crisis verschillende economieën op verschillende manieren. Er worden wel pogingen ondernomen om de verschillende economieën te integreren, maar de internationale arbeidsverdeling en de verschillende ontwikkelingsniveaus verhinderen een gemeenschappelijke oplossing voor de economische ellende. De slappe pogingen om tot gezamenlijke actie te komen, conferenties, topbijeenkomsten enz. zijn eenvoudigweg gedoemd te mislukken, omdat elk land zijn eigen belangen en problemen heeft. Wanneer de crisis zich verdiept zal deze situatie alleen nog maar ernstiger worden."

Een diepe crisis zoals die van 2007-2008 vormt vanzelfsprekend een uitdaging voor een aantal eerdere waarheden, maar bovenal maakt ze een aantal economische wegen nu onbegaanbaar. Ik was van mening dat het tijdperk van een volledig open, vrije en veilige internationale uitruil die een drastische groei van de handel bevorderde geen nieuwe fase van het kapitalisme was - zoals velen ons wilden doen geloven - maar een fase die werd bewerkstelligd door incidentele politieke factoren, aangespoord door de geïntensiveerde internationale concurrentie in de laatste dertig jaar van de twintigste eeuw. Sterker nog, dat deze fase - die bij gebrek aan beter 'globalisering' werd genoemd - geheel onvoorzien was en voor het kapitalisme noodlottig zou uitpakken.

In april 2009 ging ik hier dieper op in: "Heel eenvoudig gezegd neigt een gezonde, zich uitbreidende kapitalistische orde ernaar om intervallen van wereldwijde samenwerking te bevorderen - afgedwongen door haar hegemonie - terwijl een aangeslagen, krimpende kapitalistische orde eerder neigt naar autarkie (gesloten economie, nvdr) en economisch nationalisme. De Grote Depressie was een duidelijk voorbeeld van verhoogd nationalisme en economische zelfabsorptie (naar binnen opslaan, nvdr).

De meeste commentatoren erkennen dit ook, maar ze schrijven dit verschijnsel toe aan de persoonlijke voorkeuren van de betreffende regeringsleiders. Zo werd er bijvoorbeeld gezegd dat Roosevelt de economische conferentie in Londen (1933) "saboteerde". Voorafgaand aan deze conferentie zei hij: "Onze internationale handelsbetrekkingen zijn weliswaar van groot belang, maar op dit moment ligt onze prioriteit bij het opbouwen van een gezonde economie." Ik ben ervan overtuigd, en volgens mij is dit van essentieel belang voor het marxistisch begrip, dat Roosevelts reactie voortkwam uit de logica van het kapitalisme dat onder druk staat, de uitdrukking van een structurele ontwikkeling die leidde tot een intens nationalisme in heel Europa, vooral in Duitsland en Italië, en vervolgens tot oorlog.

De spanningen van de economische ineenstorting van 2007-2008 veroorzaakten 'middelpuntvliedende krachten', krachten die instellingen en reguleringen die streefden naar een open en eengemaakte wereldmarkt uit elkaar deden vallen. In plaats daarvan zou een groeiend nationalisme ontstaan, waarbij er vooral gewonnen moest worden van tegenstanders in plaats van dat er gestreefd werd naar partnerschappen. Dit proces van 'deglobalisering' zou al gauw terrein winnen ten koste van het proces en de ideologie van economische integratie.

Ik ben van mening dat deze voorspellingen bewaarheid zijn geworden. In mijn artikel uit februari 2017, 'Nieuwe ontwikkelingen in de politieke economie, de ondergang van de globalisering' (zie 'Manifest' 3, 2017) stelde ik dat het handelsinternationalisme in het post-Sovjettijdperk hard achteruitgaat, en dat het snel verbreidende nationalisme zijn levensvatbaarheid dankt aan het falen van de heersende wereldorde. De gebeurtenissen in de maanden na het verschijnen van dit artikel bevestigen deze stelling alleen maar.

De opkomst van het economisch nationalisme

President Trump heeft de Wereldhandelsorganisatie (WTO) meer dan eens irrelevant voor het Amerikaanse handelsbeleid genoemd. Dit scepticisme over de WTO is van oudere datum dan zijn opkomst in de politiek als nationalist. De ooit met veel bombarie aangekondigde Doha-ontwikkelingsagenda (periodieke onderhandelingen over de handel georganiseerd door de WTO) werd al vanaf het begin en vooral na 2008 gekenmerkt door ruzies en gebrek aan effectiviteit. Het aantal klachten over de internationale handel dat bij de WTO ingediend werd is sinds 2008 meer dan verdubbeld, hoewel die handel maar een matige groei beleefde (kleiner dan de groei van het wereld-bbp), wat een teken aan de wand is voor toenemende protectionistische sentimenten.

De meest recente vergadering van de WTO, van 10-13 december is voor het grootste deel mislukt. "De 164 leden van de organisatie slaagden er niet in om over ook maar één van de vooraf gestelde voornaamste doelstellingen volledige consensus te bereiken", zeiden Bryce Baschuk en Charlie Devereux van Bloomberg. De EU legde de schuld hiervoor bij het "destructief gedrag van verschillende grote landen."

De Europese Unie zelf kent intussen ook een uitbarsting van economisch nationalisme. De populaire pers en de liberale commentatoren benadrukken de rol van de xenofobie (vreemdelingenangst, nvdr) in het Brexit-proces, maar de economische kwalen die de groei van het nationalisme in het Verenigd Koninkrijk bevorderen worden grotendeels genegeerd. Ook de omvang van de afkeer tegen de open-marktpolitiek krijgt maar weinig aandacht.

Mijn gedachten over de EU in 2008 en 2009 worden bevestigd door een recent artikel in 'The Wall Street Journal' (14.12.2017): "De financiële crisis die in 2008 uitbrak veroorzaakte een daling in de handel tussen de EU-landen, en ten opzichte van de periode voorafgaand aan de crisis is er nog niet echt sprake van een opleving. Omdat deze periode van lauwe handel maar bleef duren, streefden veel politici ernaar om hun economieën te ondersteunen met oplossingen die de prioriteit gaven aan de binnenlandse markt boven die van de EU." ('The EU, a Disciple of Free Trade, is Erecting Banners'.)

De auteur van het artikel, Valentina Pop, noemt het voorbeeld van de nieuwe Franse president Emmanuel Macron om deze trend in de EU te illustreren. Macron stormde het Elysée binnen als een harstochtelijk voorstander van Europeanisme en de vrije markten. Desondanks nationaliseerde hij een scheepswerf om te voorkomen dat deze door een Italiaans bedrijf overgenomen werd. Daarnaast legde hij de arbeidsmigratie aan banden en voerde hij een ontmoedigingsbeleid tegen de invoer van zuivelproducten uit andere EU-landen. Dat landen zich verder terugtrekken uit de open markt en dat ze het nationalisme steeds inniger omarmen blijkt ook uit de toename van de handelsbelemmeringen: het aantal gerechtelijke acties tegen overtreders van de EU-regels voor de interne markt zijn het vorig jaar verdrievoudigd.

Eerder dit jaar ondernam de Europese Commissie juridische stappen tegen Roemenië en Hongarije vanwege economische onenigheden, en in juni al tegen Polen.

Als er één kwestie is die laat zien hoe de consensus over een eengemaakte wereldmarkt afbrokkelt en hoe men zijn toevlucht zoekt tot economisch nationalisme, dan is het wel het steeds verder escalerende conflict dat VS en Canada met elkaar uitvechten via hun bedrijven Bombardier en Boeing. Boeing diende bij het Amerikaanse ministerie van Economische zaken een klacht in tegen de Canadese vliegtuigbouwer Bombardier. Met een klassiek staaltje van Amerikaanse arrogantie legde het ministerie hierna een importheffing van 300 procent op Bombardier-vliegtuigen die in de VS werden aangekocht.

De Canadese regering, danig in haar wiek geschoten, annuleerde vervolgens een bestelling van extra Boeing-jachtvliegtuigen ter hoogte van 5,2 miljard dollar. In plaats daarvan liet Canada weten dat het in 1919 nieuwe offertes zou aanvragen, maar uitsluitend bij bedrijven die Canada's belangen niet schaden. Een niet zeer subtiele oorwassing voor Boeing. En er is meer. Canada raakt steeds verder gefrustreerd door het heronderhandelen over NAFTA. Daarom heeft de regering zich tot de Volksrepubliek China gewend voor een alternatieve vrijhandelsovereenkomst (de export van Canadese goederen naar China is sinds 2007 meer dan verdubbeld). Het is duidelijk dat één van de oudste en meest intensieve handelsrelaties uit de geschiedenis door het economisch nationalisme steeds meer onder druk komt te staan.

Eerder wees ik al op de kwalitatieve veranderingen in de mondiale energiemarkten, en op de drastische intensivering van de concurrentie en de vijandelijkheden die daarmee gepaard gingen. De verschuivingen binnen de energiebondgenootschappen, de schommelingen van de marktaandelen en de alomtegenwoordige politieke instabiliteit hebben het economisch nationalisme volop gestimuleerd.

Wat betekent dit allemaal?

"De overhaaste conclusie dat de uitbreiding van de wereldwijde markt samen met een nieuw wereldwijd gemeenschapsgevoel een onomkeerbare verandering in de kapitalistische verhoudingen zou teweegbrengen wordt nu zorgvuldig tenietgedaan door de realiteit van imperialistische agressie en economische crisis. In feite viel het 'globaliseringsmoment' samen met het gulzig absorberen van nieuwe economieën (de voormalige socialistische landen) en met de absolute hegemonie van een kapitalistische macht, de Verenigde Staten.

De geschiedenis heeft meer van zulke momenten gekend, maar historici - onder wie ook veel linkse - waren te zeer onder de indruk van het kapitalistisch triomfalisme. Ze schoten in een anticommunistische reflex en verlangden naar eenvoudige antwoorden om deze samenhang te verklaren met de logica van het staatsmonopolistisch kapitalisme. Ruim voor de Eerste Wereldoorlog deed zich iets vergelijkbaars voor, met de enorme uitbreiding van de markten onder de wereldwijde hegemonie van het Britse Rijk. Deze periode werd gevolgd door economische achteruitgang die extreem nationalisme aanwakkerde."

Zoals ik in de bovenstaande passage, geschreven in 2009, al benadrukte komt de normale gang van zaken in de wereldwijde economische betrekkingen in het tijdperk van het staatsmonopolistisch kapitalisme neer op intensieve concurrentie, druk op de rentabiliteit, accumulatiecrises, toenemend nationalisme en conflicten. Dat is de norm in het imperialistisch tijdperk. Dat is de logica van het late kapitalisme.

Velen lezen er graag een ander verhaal in, een verhaal over duurzame welvaart na de Tweede Wereldoorlog, en over vrede die gegarandeerd wordt door het economisch internationalisme van rond de eeuwwisseling, maar de realiteit is anders, heel anders. De realiteit wordt door de crisis opgelegd. En de ontreddering van 2007-2008 bracht deze realiteit van felle concurrentie en nationaal eigenbelang nadrukkelijk aan het licht.

Voor sommigen is de opkomst van het nationalisme een strikt politiek verschijnsel dat verankerd is in demagogie en onwetendheid. Ze zien geen verband met het verloop van het kapitalisme. De economische basis voor dit verschijnsel kan echter niet ontkend worden. De vrije markten veroorzaakten de crisis, en het menselijk leed dat eruit voortvloeide leidde tot een politiek antwoord.

De heersende klassen worden geconfronteerd met druk op de winsten als gevolg van de concurrentie die steeds moordender en wanhopiger wordt. Omdat het groeiherstel ongekend langzaam verloopt worden zij onverbiddelijk gedreven naar economisch nationalisme. Hoewel economisch nationalisme en extreemrechts patriottisme twee handen op één buik zijn, worden ook krachten uit het midden ertoe aangetrokken. Delen van de Amerikaanse vakbeweging en Democratische politici die in de afzonderlijke staten verantwoordelijk zijn voor de economie dragen het economisch nationalisme al een warm hart toe vanaf het moment dat zij kritiek begonnen te spuien op de import vanuit Japan. En progressieve senatoren zoals Sherrod Brown hebben stilletjes met president Trump samengewerkt om handelsovereenkomsten als NAFTA te torpederen. "Onwaarschijnlijke bedpartners" dus, zoals The Wall Street Journal schreef.

We hoeven niet eens heel nadrukkelijk op de parallel te wijzen om duidelijk te maken dat het huidige economisch nationalisme rampzalige oorlogen dreigt te veroorzaken, net zoals het fanatieke nationalisme bij de Europese grootmachten dat deed voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog (én de Tweede). Net zoals toen smeulen de spanningen en vijandigheden. En net zoals toen dreigt er oorlog, een oorlog die verwoestingen met zich meebrengt die het bevattingsvermogen van een zelfgenoegzame, navelstarende bevolking te boven gaan. De dreiging van een algehele oorlog, een kernoorlog is misschien wel groter dan ik ooit heb meegemaakt, met uitzondering van de eerste jaren van de Koude Oorlog, de jaren van Curtis 'Dr. Strangelove' LeMay en het Amerikaanse monopolie op kernwapens.

Het extreemrechtse nationalisme vormt een ernstig politiek gevaar, maar de opkomst van het economisch nationalisme, waarover steeds meer consensus bestaat bij de kapitalistische heersers, bedreigt het bestaan van miljoenen mensen, misschien wel van de hele planeet.

Bron: ZZ's blog, 28 december 2017. Vertaling Frans Willems.