Nog steeds geen echte looneis

i-003-010.jpg
Actie van staalarbeiders van ThyssenKrupp in Bochum op 3 mei jl. Het protest richt zich vooral tegen voorgenomen fusie tussen ThyssenKrupp en Tata Steel Europe, dat veel werkgelegenheid dreigt te kosten. (Foto: Duitse Metaalvakbond)

Sociaaleconomische redactie

De FNV komt na jaren weer eens met een looneisje. Nadat eerder het Centraal Planbureau, de Nederlandsche Bank, het IMF en de OESO opriepen tot loonsverhogingen volgt nu eindelijk de FNV ook schoorvoetend. Nu de PvdA is weggevaagd en vecht om het hoofd boven water te houden, vraagt zelfs minister Jeroen Dijsselbloem zich af waarom de lonen niet stijgen, terwijl hij één van de architecten is van het neoliberale afbraakbeleid. Dat economen en technocraten hogere lonen willen valt echter te begrijpen. Hogere inkomens betekenen in de regel meer koopkracht en daarme ook meestal versterking van de binnenlandse economie. Tel uit je winst voor het bedrijfsleven.

Het grootkapitaal behaalt zijn winsten in het buitenland en is afhankelijk van de export. Het MKB (midden- en kleinbedrijf) moet het van de verhoging van de binnenlandse vraag hebben. Daar wordt in die kringen naar uitgekeken. De binnenlandse bestedingen stokken al jaren omdat loonsverhogingen uitblijven. Maar met name in het MKB zit men het meest op de lijn van verlagen van de loonkosten. Een vicieuze cirkel dus.

De FNV wil dat alle werkende Nederlanders er vanaf december minstens 1000 euro per jaar op vooruitgaan. De FNV eist minimaal 3,5 procent meer na jaren van loonmatiging. Rekeninghoudend met het feit dat er in de regel meer wordt gevraagd dan er wordt binnengesleept is dat nog steeds een magere eis. De werkgevers laten al weten dat het nog te vroeg is voor hogere lonen. Dus dreigen de lonen straks toch weer achter te blijven. Intussen hoor je de FNV niet over de duizenden gepensioneerden die al jaren niet worden geïndexeerd. Gaat de vakbeweging daar nu ook eens werk van maken?

Economisch gaat het op dit moment niet slecht en de winsten stijgen aanzienlijk, terwijl het aantal mensen dat aan de slag gaat groeit. Weliswaar gaat het merendeels niet om vaste banen en kunnen de werkgevers nog steeds eisen stellen omdat de arbeidsmarkt nog niet echt krap is. Het gevecht om een baantje maakt dat de ondernemers nog kunnen blijven eisen. Het aandeel in de economische koek voor de factor Arbeid neemt gestaag af. De lonen blijven al jaren achter bij de economische groei.

Geld dat in ons land wordt verdiend komt de laatste jaren in meerdere mate bij bedrijven en in mindere mate bij werkenden terecht Het aandeel van het arbeidsinkomen, de zogeheten arbeidsinkomensquote (AIQ) daalde in 2016 voor het derde jaar op rij. De werkenden houden steeds minder over aan de groeiende welvaart. Van elke euro die in 2016 werd verdiend ging 73 procent naar de werknemers en zelfstandigen als arbeidsinkomen. De overige 27 cent van elke verdiende euro vormden de winsten van bedrijven. In 2013 was die verhouding nog 78 om 22 procent. De AIQ verschilt sterk per bedrijfstak. In de regel is de AIQ het hoogste in arbeidsintensieve bedrijfstakken. Dat geldt bijvoorbeeld voor specialistische zakelijke dienstverlening, de bouw en de horeca. In meer kapitaalsintensieve bedrijfstakken zoals de energievoorziening, de industrie en de ICT is de AIQ juist relatief laag. (Bron: CBS)

In het tijdperk van oproepbaantjes, mini-jobs, gedwongen zzp'ers en flexbanen gelden andere wetten dan vroeger. De werkgevers kunnen nu ook eisen blijven stellen in tijden van economische groei. Dat doen ze dan ook gretig. Zij willen nu eerst nog meer herstellen en investeren voordat zij bereid zijn de lonen en salarissen te verhogen. Daarom duurt het zo lang voordat aan de oproepen van de techneuten van DNB, het Planbureau en in sommige politieke kringen wordt voldaan.

Hun economische modellen komen niet meer overeen met de huidige sociale en politiek-economische werkelijkheid. Die is met de flex-arbeid wezenlijk veranderd. Er zullen daarom pas loonsverhogingen komen als het niet anders meer kan. En die grens wordt met name bepaald door de bereidheid van de arbeidersklasse om te knokken voor hogere lonen. Dat kan niet individueel daarvoor is de vakbeweging nodig. Alleen door de collectieve belangenstrijd zijn (blijvende) successen mogelijk. Werkgevers en hun maatjes in het parlement en in de regering richten zich al decennialang op verdere verlaging van de arbeids- en loonkosten. Winsten en rendementen boven inkomen en levensstandaard. Dit proces gaat hand in hand met verdere uitholling van de arbeidswetgeving en verslechteringen van de arbeidsvoorwaarden.

In de Nederlandse polder met zijn 'overlegmodel' en 'sociale partners' is nauwelijks sprake van strijd. Doordat de vakbeweging zich heeft laten inpakken zijn de werkenden altijd de pineut. De komende jaren zal de vakbeweging zich uit die ijzeren greep moeten ontworstelen. Zolang werkgevers en werknemers elkaar zien als partners zullen de afbraakmaatregelen min of meer ongestoord verdergaan. Daartoe moet in de eerste plaats de organisatiegraad in de vakbeweging weer omhoog en moeten werk en buurt meer samengaan. Dat vraagt om een brede strijdbare vakbeweging die niet aarzelt eisen te stellen, te mobiliseren en op te roepen tot staken om eisen kracht bij te zetten. De staalfusie die ook Tatasteel in IJmuiden treft en waarbij duizenden banen op de tocht staan, leidt daar tot overwegingen om in actie te komen, terwijl de arbeiders van ThyssenKrupp al massaal demonstreerden in Bochum. Dat is het verschil. Strijdbaar of afwachtend. Een klassenbewuste vakbeweging zal veel tijd moeten stoppen in kadervorming en bewustwording en vooral aan het vergroten van het inzicht dat strijd nodig is en meestal succesvol. Zonder strijd geen succes. Het zelfvertrouwen van de Nederlandse werkenden moet omhoog. Dat is allereerst een taak voor progressieve en strijdbare vakbondsbestuurders en kaderleden. Dat vraagt wel om een stevige mentaliteitsverandering.

De lonen kunnen omhoog en het voorzieningenpeil verbeteren door collectieve strijd. Het groeiende verschil tussen arm en rijk moet worden gestopt. Dat kan alleen als er ook voor het behoud van wat door jarenlange strijd is verworven opnieuw zal worden geknokt. Handen af van onze pensioenen, stop de de afbraak van de arbeidsverhoudingen, de ontslagbescherming en ziekteverzekeringen. Stop verdergaande flexibilisering: vast werk moet de norm blijven.