Repareren is geen optie

i-009-012.jpg
Cartoon van Lawrence Summers. (Foto: DonkeyHotey/Flickr/cc/bu)

Zoltan Zigedy

Lawrence Summers is een superster onder de bourgeoisie-economen. Hij is hoogleraar, bekleedde leidende posities bij de Wereldbank en het ministerie van Financiën en was één van Obama's belangrijkste adviseurs. Daarnaast werkte hij voor verschillende financiële instellingen. Hij adviseert de overheid en bedrijven en is niet wars van controversiële standpunten.

Bijna alle toonaangevende economen hebben hun aanvankelijke angst na de crash van 2008 achter zich gelaten. Destijds vielen ze over elkaar heen om de ineenstorting te duiden van de financiële sector, de paniek en het verdampen van miljarden dollars. Nu karakteriseren ze die gebeurtenis als slechts een ongewoon scherpe teruggang in de conjunctuur.

Toen heerste er algemene wanhoop, een wijdverspreid gevoel van naderend onheil. Maar met het vervagen van de herinneringen reconstrueren economen de gebeurtenis als een ernstige maar bedwingbare (en bedwongen) periodieke aanpassing van het normaal verloop van het kapitalisme. Nu, acht jaar na de crash zien analisten herstel. Een langzaam herstel weliswaar maar ze zijn het erover eens dat de wereldeconomie weer op koers ligt. Zoals te verwachten is Summers het niet met hen eens. Voor Summers zijn de hardnekkig zwakke productiviteit, de langdurig lage en negatieve rente, de trage groei, de periodes van deflatie en andere economische tekortkomingen tekenen dat er iets chronisch mis is met de wereldeconomie, iets dat meer systematisch is dan de gebruikelijke conjunctuurcyclus.

Volgens hem is de economie gevangen in een sleur (om een uitdrukking uit Bloomberg Businessweek te gebruiken), een sleur van 'seculaire stagnatie'. Dit is een aloude term die Summers ontleent aan Alvin Hansen, een econoom uit de tijd van de Grote Depressie. Hij beschouwde de periode na de crash van 1929 als één van chronische economische malaise. Nu economen massaal in de ontkenningsfase zitten is het inbrengen van Hansen's observatie in de discussie een radicale stap. Daarmee betwist hij het idee dat de economie gezond en zelfcorrigerend is (met een beetje bijstelling) en verzet hij zich tegen de gedachte dat de huidige monetaire manipulatie (de extreem lage rente) voldoende stimulans biedt om acht jaren van lage, haperende groei te overwinnen.

Summers stelt dat 'seculaire stagnatie' het nieuwe normaal is: een soort evenwicht van achtergebleven groei. Voor de wereldeconomie betekent dit dat er onvoldoende groei is om de levensstandaard te verhogen, de ongelijkheid te bestrijden, investeringen te stimuleren en de infrastructuur te verbeteren. Als snapshot om de huidige toestand van de wereldeconomie vast te leggen en te beschrijven is Summers' visie niet ver bezijden de waarheid: de mondiale economische bedrijvigheid is inderdaad futloos sinds de crash.

Echter, het is inderdaad niet meer dan een snapshot, een momentopname. Een meer of minder accurate observatie maar geen theorie. Het is natuurlijk een veel nauwkeuriger weergave van de wereldeconomie dan die van de meeste van zijn collega's die economisch herstel ontwaren. Om een theorie te onderbouwen heeft Summers evenwel een onafhankelijke variabele nodig, een oorzaak of een reeks oorzaken die verantwoordelijk zijn voor de 'seculaire stagnatie'. Hij moet met een verklarend betoog komen dat duidelijk maakt hoe de 'seculaire stagnatie' verantwoordelijk is voor het teisteren van de wereldeconomie. Hij meent dat hij deze onafhankelijke variabele, de oorzaak van de 'seculaire stagnatie' gevonden heeft in de onvoldoende vraag naar goederen en diensten en de daarmee gepaard gaande neiging om te sparen in plaats van te investeren.

Zulke verklaringen zijn niet nieuw. Ze werden gemeengoed na de Grote Depressie, ook dankzij het werk van John Maynard Keynes. Sindsdien is de Wet van Say, de vermeende universele wet die stelde dat elk aanbod zijn eigen vraag stelt verworpen door bijna alle economen. Natuurlijk betwistte Marx de Wet van Say al bijna een eeuw eerder! En Malthus nog voor hem! Universiteitseconomen en veel neomarxisten raakten in de ban van de theorie van de onderconsumptie, het idee dat de kapitalistische crisis veroorzaakt wordt door een gebrek aan evenwicht tussen wat de economie produceert en wat de consumenten willen of kunnen betalen. Daardoor schreven ze de economische teruggang toe aan het ontbreken van voldoende vraag naar het bestaande aanbod of de groei daarvan.

Aanhangers van deze theorie schreven de decennia van relatieve economische stabiliteit na de Tweede Wereldoorlog toe aan kapitalistische bestuurders die het probleem van het gebrek aan evenwicht op verschillende manieren 'oplosten': met de verzorgingsstaat, door militaire uitgaven, met een contract tussen kapitaal en arbeid, kapitalistische planning, staatsinterventie, etc. Al deze vermeende oplossingen voor economische problemen (of kapitalistische crises) gingen ervan uit dat een onvoldoende vraag het probleem was dat opgelost diende te worden.

Om verschillende redenen lijkt deze theorie aantrekkelijk. Ten eerste is ze gemakkelijk te begrijpen: ze onderkent een potentiële ongelijkheid binnen het kapitalisme tussen het productiepotentieel van de economie en de koopkracht van consumenten die tevens uitgebuite werknemers zijn. Deze onevenwichtigheid klinkt als een plausibele oorzaak voor het haperen van het kapitalisme.

Op de tweede plaats is het een aangename theorie voor iedereen die het kapitalisme verdedigt: ongeacht de politieke kleur is er voor elk tekort in de vraag een politiek recept mogelijk dat de vraag in de economie kan injecteren. Van oorlogs- en militaire uitgaven tot massale overheidsinvesteringen in welzijn of infrastructuur, voor het fascisme tot de sociaaldemocratie bestaan er remedies tegen de onvoldoende vraag.

Tot de hardnekkige 'stagflatie' van de jaren '70 werden bijna alle politiek-economische/ideologische oorlogen uitgevochten over de vraag wat de beste, efficiëntste, of op sociaal gebied meest rechtvaardige oplossingen voor het probleem van de vraag zouden zijn (ik herhaal dat ook vele marxisten hieraan meededen).

Ten derde, de theorie van de onderconsumptie lokaliseert het disfunctioneren - de crisis - aan het oppervlak van het kapitalistisch systeem en niet in zijn diepere structuur. De analytische instrumenten van de bourgeoisie-economie beperken de dynamiek van het systeem strikt in termen van interactie tussen vraag en aanbod. Het zijn voor conservatieven handige en beproefde instrumenten.

Een marxistisch alternatief

Het marxisme zoekt dieper in de structuur van het kapitalisme. Het verwerpt de instrumenten van de bourgeoisie-economie; het marxisme doorziet het kapitalisme, niet als een systeem dat verstoringen kan ondervinden, maar als een systeem dat wel met crises geconfronteerd móet worden. Marx en marxistische denkers na hem drongen dieper door in het kapitalistisch mechanisme om het proces dat aan de basis ligt van de kapitalistische productie en reproductie te lokaliseren. Hij ontdekte het fundamentele accumulatieproces, de maatschappelijk en juridisch gesanctioneerde distributie van een groeiende maatschappelijke rijkdom in de handen van hen die de materiële productiemiddelen bezitten of controleren.

Het kapitalisme loopt uitsluitend soepel als het accumulatieproces goed functioneert. Essentieel voor dit functioneren is een robuuste uitbuiting van werknemers, de scheppers van de maatschappelijke rijkdom. Dat is het 'hoe' van de accumulatie. Het 'wat' van de accumulatie is de winst of de meerwaarde: dat deel van de vergroting van de maatschappelijke rijkdom dat terechtkomt in de handen van de kapitalisten. In deze hier noodzakelijkerwijs vereenvoudigde weergave van de accumulatie en haar centrale rol in Marx' crisistheorie zijn de voorboden van de crisis dus te vinden in lage winsten of in obstakels voor uitbuiting. In tegenstelling tot episodische, periodieke, en willekeurige economische problemen als gevolg van economische 'oververhitting', onevenwichtigheden, corruptie of niet-economische factoren ontstaan systeemcrises tijdens het accumulatieproces.

De onontkoombaarheid van kapitalistische crises komt voort uit de onbegrensde toe-eigening van de winst die steevast de beperkte investeringsmogelijkheden en verdere winstvorming overtreft. Zoals Maurice Dobbs zegt, Marx parafraserend: "... juist omdat de kapitalistische productiewijze productie voor winst betekent wordt 'overproductie van kapitaal' mogelijk. Het volume aan kapitaalvorming is onverenigbaar met het handhaven van het eerdere winstniveau."

Systeemcrises (zoals die van 1929 en 2008) doen zich meestal voor in een tijd van hyperaccumulatie, wanneer de vraag en de investeringen gestimuleerd worden door verhoogde leningen. Om een groeiende hoeveelheid kapitaal (geaccumuleerde winst) toe te wijzen in een context van beperkte of minder renderende investeringsmogelijkheden worden er meer risico's genomen. Overmatige schuldenlast, gevaarlijke risico's, en het vooruitzicht van nog meer schulden en risico's vormen het recept voor een crash, een kenmerk van het kapitalistische systeem. Ofwel probeert men risico's te vermijden, wat leidt tot stagnatie of economische neergang, of schulden en risico's groeien verder aan tot een onhoudbaar niveau.

In de historie van de systeemcrises is er geen bewijs te vinden dat een crash - een scherpe economische neergang - consequent wordt voorafgegaan of wordt vergezeld door een vergelijkbaar sterke daling van de vraag. Als de theorie van de onderconsumptie valide was zou een aanhoudende of scherpe daling van de vraag telkens ten grondslag liggen aan de crisis. Er was daarentegen wel een overaanbod van kapitaal op zoek naar slinkende rendementskansen in de slappe periode 2007-2008. Veel gerenommeerde commentatoren wezen op de winstjacht in de voorafgaande periode. Het is juist deze druk op de winstvoet die het gevaar en de mogelijkheden van een crisis signaleert.

Natuurlijk zorgt de crisis ook voor vermindering van de vraag als gevolg van dalende activiteiten en werkloosheid. De onvoldoende vraag is een gevolg maar geen oorzaak van de crisis. Het oorzakelijk verband dat Summers legt voor wat hij 'seculaire stagnatie' noemt strookt niet met de feiten.

Dit neemt niet weg dat het creëren van nieuwe en grotere vraagstimulering een rol speelt bij het aanpakken van de ergste gevolgen van de economische neergang. De stimuleringspakketten van 2009 (en vooral de enorme investeringsprogramma's in de Volksrepubliek China) brachten voldoende activiteiten voort om een verdere neergang in het wereldwijde kapitalistisch systeem te verhinderen. Men is er echter niet in geslaagd om de gebreken in het accumulatieproces te repareren, gebreken die opnieuw aan het licht komen nu de crisis zich weer verdiept. We zien dalende productie- en winstcijfers, negatieve rentes die beleggers meer risico's doen nemen, alsmaar groeiende schulden (onder meer voor auto's en studies) en riskante investeringen.

De geschiedenis van de New Deal heeft geleerd dat overheidsinvesteringen als remedie voor stagnatie in de privésector alleen de plaats van het accumulatieproces kunnen innemen. Ze kunnen het niet opnieuw opstarten. De onverwachte neergang in 1937-38 toonde aan dat eerdere stimuleringen in de privésector het kapitalisme niet opnieuw op poten hadden gezet en dat het zonder verdere overheidsinvesteringen opnieuw zou gaan haperen. Alleen de oorlogsvoorbereiding en het overgaan op een door de staat gerund oorlogskapitalisme konden de werkloosheid verminderen en het accumulatieproces tegen het eind van de oorlog nieuw leven inblazen.

Lawrence Summers distantieert zich van zijn collega's die uitgaan van een sprookjesachtig herstel van de economie en de welvaart. Zij beschouwen een kunstmatig opgedreven aandelenmarkt en de door schulden ontstane luchtbel in de auto-industrie als tekenen van succes terwijl alle indicatoren op het tegenovergestelde wijzen. Terwijl de winsten, de productiviteit en de banengroei aanhoudend verminderen spelen de meeste vooraanstaande economen stommetje.

De onruststoker Summers weet wel beter. Hij ziet een zwakke economie maar zijn analyses en remedies zijn inadequaat. Hij is blind voor het fundamentele mislukken van de wereldeconomie, een mislukking die ingebed is in het systeem en niet op te lossen valt zonder vervanging van het systeem. Summers' voorstel tot massaal investeren in de Amerikaanse infrastructuur, groene energie en onderwijs zijn lovenswaardig. Het opzetten van een politieke beweging om hiervoor te strijden zou een welkome ontwikkeling zijn. Het zou de scherpste kantjes afhalen van de ontberingen die Washington veroorzaakt heeft, maar het zou het accumulatieproces niet herstellen. Het zou het kapitalisme niet repareren.

ZZ's blog, 12 juni 2016, vertaling Frans Willems.