Wat is er over van sociale verworvenheden van de naoorlogse periode?

i-067-089.jpg
Een overleg in 1981 tussen de kabinetten van de twee grote politieke woordvoerders van de neoliberale hervormingen in de maatschappij: Thatcher (links midden) en Reagan (rechts midden). De Engelse premier Thatcher en de Amerikaanse president Reagan zochten elkaars steun om de macht van de arbeidersklasse in beide landen, met name die van de vakbeweging, te breken en de weg vrij te maken voor complete privatisering van het publieke domein. (Foto: Wikimedia)
i-007-010.jpg
Poster van de NCPN met de leus: Strijd is de enige weg! (Foto: Manifest)

Deel 1, Deel 2

Wil van der Klift

De Europese ondernemers waren tijdens de Tweede Wereldoorlog in diskrediet geraakt door hun optreden. Geconfronteerd met de sterkere linkse partijen en vakbonden en de versterkte positie van de socialistische landen en de van het kolonialisme bevrijde landen, waren de Europese ondernemers gedwongen een reeks van sociale en democratische rechten aan de arbeidersklasse af te staan. De 'contracten' verschilden uiteraard van land tot land. In 2011 publiceerde Manifest op de website in drie delen een analyse van Raoul Marc Jennar over de manier waarop in Frankrijk de economische, sociale en politieke voorstellen, opgenomen in het 'Manifest van de Nationale Raad van Verzet [Conseil National de Résistance (CNR)', Frankrijk 1943] uit 1944, werden en worden ontmanteld door de neoliberale Franse politici, als uitvloeisel van Europees beleid. De sociale contracten van na de Tweede Wereldoorlog werden en worden teruggedraaid. Steeds omvangrijker en brutaler sinds de 'val' van het reëel bestaand socialisme en de verzwakking van de kracht van de arbeidersklasse. De analyse leunt sterk op de Franse ontwikkelingen. Er moet nog een nauwkeurige analyse komen van de Nederlandse ontwikkelingen.

Afhankelijk van de na-oorlogse krachtsverhoudingen in de verschillende landen waren de nieuwe sociale contracten sterker of zwakker en meer of minder geïnstitutionaliseerd. In Frankrijk, waar links sterker uit de oorlog tevoorschijn kwam dan in Nederland, kon het CNR een krachtig - tot op heden nog goed zichtbaar - sociaal beleidskader opzetten. In Nederland leidde de situatie vooral tot vormen van corporatisme. In Duitsland werd het 'Rijnlandse Model', als tegenvoeter van het angelsaksische model, ingevoerd. Maar de toegevingen waren niet voor lang...

De analyse van Raoul Marc Jenner gaat met name in op de Franse situatie. In onderstaande bewerking van zijn analyse wordt een relatie gelegd met de algemene mondiale en Europese ontwikkelingen.

Ideologische strijd

Discussies over waarden leiden onvermijdelijk tot een debat over ideeën en, door de manier waarop de kapitalistische samenleving is georganiseerd, is zo'n debat al snel een klassengevecht. Natuurlijk zijn er waarden die algemeen worden gedeeld tussen verschillende stromingen. Maar met name als het er op aankomt deze waarden in de praktijk toe te passen, komen de verschillen naar voren en worden tot scherpe (klassen)tegenstellingen. Toen bijvoorbeeld plannen werden gemaakt om de voorstellen van de CNR toe te passen op de uitbreiding van politieke, sociale en economische rechten voor de inheemse en koloniale volkeren, splitste de coalitie, die tot dat moment de hervormingen had doorgevoerd, zich in vóór- en tegenstanders van de oorlog in Indo-China.

Het is moeilijk om consensus over waarden te behouden wanneer er keuzes gemaakt moeten worden die nodig zijn om die waarden in de praktijk te brengen. Onder kapitalistische verhoudingen kan er geen sprake zijn van een 'algemeen belang'. In de afgelopen decennia was het populair, uit naam van dat zogenaamde algemeen belang, de spot te drijven met het hele idee van de noodzaak van een ideologisch debat. Maar het was overduidelijk zichtbaar, zoals dat ook het geval was met de passagiers van de Titanic, dat niet iedereen aan boord van het schip op dezelfde manier werd behandeld. Deze realiteit moet geaccepteerd worden om het CNR-programma op zijn werkelijke waarde te kunnen schatten. Het echte vraagstuk gaat niet over het gelijkbehandelen van alle passagiers maar over een totale verandering op en van het (kapitalistische) schip. Er was na de oorlog ook een periode sprake van een breed gedragen verlangen om het hele wezen van het (kapitalistische) systeem zoals dat in 1940 bestond te veranderen en zelfs een ander (socialistisch) systeem op te bouwen.

Roll-back-politiek, het neoliberale tegenoffensief tegen de welvaartsstaat

Om de weg te begrijpen die sindsdien gevolgd is, moeten we erkennen dat in de naoorlogse periode inderdaad bepaalde elementen van het CNR-programma zijn doorgevoerd (en deels nog steeds overeind gebleven zijn). Maar de tegenstanders van het programma hebben intussen niet rustig, al duimendraaiend zitten afwachten.

Er bestaat geen twijfel over dat het klimaat van bevrijding, het diskrediet van de business leaders, de opkomende macht van de linkse politieke partijen (in het bijzonder de kracht van de Communistische Partij van Frankrijk (een kwart van het electoraat!) en mondiaal de kracht van de socialistische staten) en de druk vanuit vakbondsvertegenwoordigers allemaal factoren zijn die het aannemen van een aantal van de hervormingsvoorstellen uit het CNR-programma hebben vergemakkelijkt.

Staat en markt

"Liever Hitler dan het Volksfront", enkele uitzonderingen daargelaten was dit min of meer de opvatting van een overweldigende meerderheid van de belangrijkste grote ondernemers/zakenlieden, na de politieke hervormingen in 1936. De werkgevers kozen ervoor om te collaboreren en hun steun aan het Vichy-regime - dat met Duitsland collabereerde - te verlenen. Maar deze collaboratie eindigde uiteraard met het ineenstorten van het Derde Rijk. De 'business leaders' vielen in ongenade omdat ze zich te schande hadden gemaakt. Maar we weten ook dat de zuiveringen die daarna plaatsvonden meer gericht waren op intellectuele collaboratie dan op economische collaboratie.

Gedurende de zogenaamde 'Trente Glorieuses' [30 welvarende jaren] van 1945 tot 1975, die overigens niet voor iedereen zo 'glorieus' waren, konden de business leaders niet anders dan zich voegen naar de belangrijke rol die de staat speelde sinds 1944. Dat betekende: zich voegen naar een economie die in bepaalde mate werd gereguleerd door planning, door de mechanismen van herverdeling en door het bestaan van een sterke publieke sector in zowel industrie als diensten. Deze gedwongen aanpassing van de bezittende klasse werd toen echter vergemakkelijkt doordat het grootkapitaal de belangrijkste begunstigde was van de plundering van de kolonieën, niet alleen voordat die onafhankelijk werden, maar ook daarna.

Maar al tijdens deze 30 jaar, toen de rol van de staat van herverdeling en regulering succesvol was in veel landen in West-Europa, werd een aantal denktanks opgericht, allemaal met hetzelfde doel: een einde maken aan het solidariteitspact dat aan de basis ligt van een op die manier functionerende staat. Om zijn doel te bereiken startte het bedrijfsleven een geduchte ideologische strijd om de relevantie en superioriteit van de liberale economie aan te tonen én het primaat van de markt.

Rechtse denktanks, roll-back politiek: De 'Mont-Pélerin Maatschappij', de 'Bilderberg Groep', de 'Trilaterale Commissie' en de 'nieuwe filosofen'

In 1947 werd vlakbij Vevey, met geld van het Zwitsere bedrijfsleven, de 'Mont Pélerin Society' opgericht door de econoom Friedrich Hayek. Eén van de deelnemers was Milton Friedman, de goeroe van de Chicago School, gericht op het beïnvloeden van de Washington Consensus en het beleid van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waar we later op terugkomen. De Society werd opgericht om het Keynesiaanse concept te bestrijden dat de Staat een rol van regulering en herverdeling toevertrouwt.

In 1954 werd, op initiatief van David Rockefeller, de 'Bilderberg Group' opgericht, vernoemd naar de naam van het hotel in Nederland waar de oprichters (waaronder Prins Bernard en later andere leden van het koningshuis en sinds kort Willem-Alexander) voor het eerst bijeenkwamen. Eén van de 'sponsors' was Unilever, de Nederlandse multinational. In 1999 verwoordde de oprichter het doel van deze groep als volgt: "Iets moet de regeringen vervangen en ik denk dat de private sector de meest aangewezen entiteit is om dat te doen."

Deze groep komt elk jaar bijeen en brengt, achter gesloten deuren, de wereldelite bij elkaar uit de politiek, financiële wereld, economie, militaire organisaties en de media. De bijeenkomsten van de groep vinden vaak plaats kort voor bijeenkomsten van de G8. Het is interessant om te vermelden dat de Bilderberg Group het Verdrag van Rome heeft opgesteld, het oprichtingsdocument van de Europese Unie. Dezelfde groep heeft ook de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, geselecteerd.

In 1973, ook op initiatief van David Rockefeller, werd de Trilateral Commission opgericht in Tokyo, met als doel een partnerschap te vormen tussen de industriële democratieën van Noord-Amerika, West-Europa en bepaalde landen in de Azië-Pacific zone. De deelnemers bestonden grotendeels uit lidstaten van de OECD (Organisatie voor Economische Coöperatie en Ontwikkeling), die alle de leiding van Amerika accepteerden. De commissie beschrijft zichzelf als "een organisatie gericht op besluitvorming". Het is dus nauwelijks een verrassing dat de 400 leden allen personen met invloed zijn: bankiers, zakenlieden, politici, intellectuelen en journalisten.

Reagan and Thatcher en de media-aanvallen op links

Het zijn juist deze denktanks en studiecentra, die bedoeld waren en zijn voor wat Serge Halimi terecht bestempelde als "de grote stap achterwaarts". Intellectuelen moe(s)ten gemobiliseerd worden voor de mondiale ideëenstrijd, die begon in de periode Reagan-Thatcher. Ook in Frankrijk was er een aantal personen die zichzelf intellectuelen noemde, die met enorme steun van de media een systematische kritiek ontwikkelde op het linkse gedachtegoed. Zij schreven artikelen die direct enorme media-aandacht kregen. Zij waren er niet alleen op uit om het marxistische denken in diskrediet te brengen, maar ook het Keynesiaanse beheersmodel voor het kapitalisme.

Volgens deze lieden leiden alle eisen voor sociale rechtvaardigheid tot totalitarisme, alle linkse ideeën werden bestempeld als voorlopers van de Goelag en alle oproepen voor solidariteit werden bestempeld als ouderwets. De rol van de staat werd gekleineerd en vakbondsacties gedemoniseerd. Individualisme werd toegejuicht. Iedere vorm van verzet werd bestempeld als passé en een teken van verval waar we doorheen moesten. Hoe actueel klinkt dit in onze oren. In het Frankrijk onder Giscard d'Estaing en elders in Europa nam de neoliberale pers het heft in handen en produceerde een nieuwe ideologische bijbel die, na het keerpunt in 1983, richting gaf aan iedere politieke beslissing gericht op het afbreken van de verworvenheden, gebaseerd op het CNR Programma en de na-oorlogse verzorgingsstaten. Deze ideologische strijd vindt ook nu nog dagelijks plaats. Niet alleen in de VS door de Republikeinen en een groot deel van de Democraten, maar ook in alle Europese landen, in verschillende vormen.

De institutionele instrumenten van het neoliberalisme [1]

Er werden vier instituten opgericht, alle bedoeld om de belemmeringen voor de supranationale machten te beperken, om de theorieën die werden bedacht door de neoliberale studiecentra/denktanks en hun gepubliceerde aanbevelingen daadwerkelijk toe te passen. Hun beslissingen werden door de media en de nieuwe intellectuele elite beschouwd als vrijwel onvermijdelijk. De slogan 'er is geen alternatief' werd (en is) het adagio voor alle politieke en economische beslissingen. Ook al is er over de neoliberale globalisering in feite onderhandeld en besluitvorming geweest door onze regeringen, het wordt gepresenteerd als een onvermijdelijk natuurlijk fenomeen.

1 en 2: Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereld Handelsorganisatie (WTO): de instrumenten voor het vernietigen van overheidsbeleid

Deze instituten speelden en spelen een belangrijke rol in het afbreken van de mogelijkheden voor de staat om in te grijpen, in het bijzonder in de dienstensector. Deze instituten passen de principes toe van wat nu de 'Washington Consensus' wordt genoemd, de visie van een maatschappij die wordt gedomineerd door slechts één waarde: winstmaximalisatie.

Hieronder de principes:

Zonder ook maar enige aandacht voor fundamentele rechten, zoals toegang tot een goede gezondheidszorg, welzijn, huisvesting en drinkwater, worden met de structurele hervormingsprogramma's van het IMF deze principes toegepast. De resultaten daarvan voor de zuidelijke landen zijn evident: gezondheid en onderwijs zijn toegankelijk voor degenen die dat kunnen betalen, terwijl de publieke diensten zijn verdwenen, in het bijzonder met betrekking tot transport, energie en water. Ook vandaag de dag, ondanks een verandering van richting, past het IMF dezelfde voorwaarden toe als het een land 'helpt': snijden in sociale, educatieve en culturele budgetten, privatisering van publieke diensten en het korten op menskracht en financiële middelen in de publieke sector.

De WTO, opgericht in 1994, is verantwoordelijk gemaakt voor het opleggen van deregulering op alle terreinen, met uitzondering van intellectueel eigendom, waarvoor de WTO juist het eigendomsrecht van kennis en knowhow nieuw leven inblaast. Omdat de WTO staten kan straffen als zij deze regels niet respecteren, is het nu de machtigste internationale organisatie ter wereld.

Het is van belang om hier te noemen dat zowel het IMF als de WTO tot voor kort bestuurd werden (en deels nog worden) door personen van de Franse Socialistische Partij. Vanaf 2013 is directeur van de WTO De Braziliaan Roberto Azevédo.

3: OECD: intergouvernementeel onderzoekscentrum van het neoliberalisme

In 1960 kwamen 20 geïndustrialiseerde landen bijeen om de 'Organization for Economic Cooperation and Development' (OECD) op te richten. Er zijn nu 34 landen lid, inclusief Israël, ondanks de schendingen van het internationaal recht door dat land. Het is de onderzoeksafdeling van regeringen, maar boven alles het onderzoeksbureau van het kapitalisme. De statistieken en rapporten van deze organisatie bevatten simpelweg argumenten ten gunste van volledige, ongebreidelde vrijhandel. Er is een OECD-rapport waarin wordt aanbevolen de vrijhandel te constitutionaliseren, dat wil dus zeggen vastleggen in de grondwet. Dit is al gebeurd in het Verdrag van Lissabon en wordt nagestreefd in handelsakkoorden als TTIP. In een ander rapport wordt advies gegeven over hoe tegenargumenten te formuleren tegenover de tegenstanders van de privatisering van het onderwijs. Het is de OECD die aanbevelingen en voorstellen levert met betrekking tot het afbreken van het recht op werk.

Kortom: de OECD is het onderzoekscentrum dat staten voorziet van informatie over hoe zij de besluiten van het IMF en de WTO kunnen uitvoeren. Het is ook het instituut dat regeringen adviseert over hoe zij hun neoliberale beleid acceptabel kunnen maken voor de bevolking van hun land.

4: De Europese Unie: supranationalisme ten dienste van het neoliberalisme

Na de Bevrijding (Tweede WO) was de algemene opvatting, in de landen die toen samen West-Europa werden genoemd, in het voordeel van de waarden van solidariteit. Het was onmogelijk om zich op nationaal niveau te wagen aan het ter discussie stellen van het solidariteitspact dat door verschillende landen was getekend ten tijde van de bevrijding. Dat is de reden waarom business leaders de enorme klus op zich namen om het sociale beleid, dat na de bevrijding in deze landen werd ingevoerd, te keren.

Hun eerste daad was het creëren van de Gemeenschappelijke Markt in 1957, vastgelegd in het Verdrag van Rome. Tijdens de onderhandelingen over dit verdrag waren er twee tegengestelde kampen: degenen die wilden dat sociale harmonisatie gelijk op zou gaan met economische harmonisatie en degenen die dat niet wilden. Tot de laatste groep behoorde de vicevoorzitter van de Franse delegatie, Robert Marjolin, die dichtbij de CNPF stond (Conseil National du Patronat Français - een werkgeversorganisatie). Zijn stellingname voerde de boventoon: sociale vooruitgang moest alleen onderdeel zijn van de algemene doelen en een harmonieus functionerende markt zou harmonisatie in het algemeen bevorderen. Dit werd uiteindelijk bekrachtigd.

Dit loslaten van sociale harmonisatie als een bindende factor in het creëren van de Gemeenschappelijke Markt (toen de 'Single Market') zou een permanent effect hebben. Namelijk het verzwakken van het belang van een sociaal Europa in het proces van integratie, omdat de deur werd geopend voor het ter discussie stellen van het Keynesiaanse concept van de rol van publieke autoriteiten. Het is bijna onnodig om hieraan toe te voegen dat het verzet van de Europese business leaders tegen elk principe van sociale harmonisatie altijd is gerespecteerd.

Het idee dat de markt de enige basis zou vormen voor de constructie van een Europa is sinds 1957 nooit ter discussie gesteld. De markt is inderdaad het enige organisatorische raamwerk geworden voor Europa waarbij andere raamwerken worden uitgesloten.

Hoe het prachtige idee van een unie tussen de volkeren van Europa is omgebogen ten gunste van commerciële belangen is vele malen ter discussie gesteld, met uiteindelijk een referendum in 2005. In de woorden van Pierre Bourdieu (Franse socioloog en cultureel antropoloog): "De opbouw van Europa is nu de afbraak van de samenleving."

De verschillende stappen in de ontmanteling

Sinds de jaren '70 van de vorige eeuw hebben we een geleidelijke afbraak gezien van het model van economische en sociale democratie geënt op het CNR Programma uit 1944. Elders in Europa vonden soortgelijke ontwikkelingen plaats. (slot op website)

Voetnoten:

[1] Liberalisme en neoliberalisme zijn de ideologische voertuigen van het kapitalisme. Het oorspronkelijke economische liberalisme van Adam Smith stelde het streven naar vrije economische activiteiten en verkeer, gebaseerd op particulier bezit (van kapitaal en productiemiddelen) en de noodzaak van marktmechanismen centraal. Het neoliberalisme is een modernere variant van deze opvatting (Milton Friedman e.a.) en wordt geassocieerd met de Chicago School of Economics die vooral opponeerde tegen het Keynesianisme, ten gunste van het monetarisme. Vanaf eind jaren zeventig, maar vooral begin jaren tachtig werd de term gebruikt om het kapitalistische beleid van Reagan, Pinochet en Thatcher (die zich op Friedman baseerden) een naam te geven. Het gedachtegoed heeft zich de afgelopen jaren aanzienlijk verspreid, maar wordt de afgelopen tijd steeds vaker bekritiseerd.

Bron: www.michelcollon.info. Vertaling Frans naar Engels Victoria Bawtree.

Vertaling uit het Engels J.Bernaven, 28 februari 2011. Raoul Marc Jennar (België). Bewerking van Wil van der Klift.