Zeven stromingen: Maatschappelijke ideeën en hun ontwikkeling in het huidige China met de focus op het innovatieve marxisme

Cheng Enfu

The Marxist XXVIII, nr 4, 2012

De politieke en economische ontwikkelingen in het socialistische China kunnen niet losgekoppeld worden van de ideologische en theoretische ontwikkelingen. Ze komen tot uitdrukking in de volgende zeven stromingen van sociale theorieën: neoliberalisme, democratisch socialisme, nieuw links, revitalisme, eclectisch marxisme, 'traditioneel' marxisme en vernieuwend marxisme. Het begrip 'sociale stromingen' is hier een neutrale term waarvan het marxisme een type is.

1. Neoliberalisme

Het Chinese neoliberalisme doet drie beleidsvoorstellen:

Op de eerste plaats dringt het aan op deregulering en liberalisering van de economie, inclusief de financiële sector, de handel en het investeringsklimaat. Dit houdt in dat de privémonopolies en de oligarchen de vrijheid hebben om de economie, de media, het onderwijs en de politiek op zowel binnen- als buitenlands terrein te controleren. Waar mogelijk moeten overheidsinitiatieven plaatsmaken voor privé-initiatieven zonder overheidsbemoeienis. Neoliberalen menen daarom dat de regering klein en zwak moet zijn, juist om deze overheidsbemoeienis te voorkomen. Ik ben het eens met het idee van een kleine regering maar deze moet wel krachtig kunnen regeren, gesteund door een krachtig Volkscongres. Het grote aantal ministeries van de regering en de partij moet teruggebracht worden tot enkele grote ministeries. Hiervoor pleit ik al twintig jaar. De neoliberalen stellen dat de regering uit slechts weinig leden moet bestaan, dat de structuur eenvoudig moet zijn en haar rol klein zodat de monopolies een belangrijkere rol kunnen spelen.

Op de tweede plaats dringt het neoliberalisme aan op privatiseringen. Het roept op tot hervormingen in de bestaande publieke sector. De neoliberalen stellen dat privatisering de basis vormt voor het slagen van het marktsysteem en dat privéondernemingen de meest efficiënte zijn. De voornaamste vertegenwoordiger van dit idee, professor Zhang Weiying, voormalig decaan van de Guanghua School of Administration van de Universiteit van Peking pleit ervoor dat land, bedrijven, scholen, de post, mijnen, openbare voorzieningen en het transport allemaal geprivatiseerd worden.

Op de derde plaats dringen de neoliberalen aan op de individualisering van het welvaartssysteem. Ze kanten zich tegen de instelling van de welvaartsstaat en het verhogen van de welvaart van de bevolking. Dit is een kenmerk dat het Chinese en het internationale neoliberalisme gemeen hebben maar het verschil is nog niet helder door wetenschappers aangeduid. In China verzet het neoliberalisme zich tegen wetgeving voor minimumlonen en arbeidscontracten. Nog maar weinigen hangen het neoliberalisme en de 'Washington Consensus' aan, maar zij krijgen steeds meer invloed.

2. Democratisch socialisme

Het 'democratisch socialisme' in China behelst het volgende:

Op de eerste plaats verwerpt het het marxisme als enige leidende theorie. Het ondersteunt de diversiteit aan wereldbeschouwingen en leidende theorieën, dat wil zeggen een diversiteit aan socialistische ideeën in termen van structuur en theoretische onderbouwing. Het aanvaart Bernstein's revisionisme en Keynes' economische leer als bronnen en bestanddelen. Onder het mom van diversificatie en democratisering van het denken worden talloze stromingen en ideeën gecombineerd tot een nieuw idee. In de praktijk leidt dit tot een smakeloze mengelmoes.

Op de tweede plaats, op politiek gebied verdedigt het democratisch socialisme het meerpartijensysteem en afwisselende regeringen. Men stelt dat de Communistische Partij van China (CPC) haar eigen speciale belangen heeft en dat ze als enige machtspartij niet in staat is om corruptie te voorkomen.

Op de derde plaats, op economisch gebied stellen de 'democratisch socialisten' dat het socialisme gerealiseerd kan worden zonder hervorming van het kapitalistisch eigendom van de productiemiddelen. De eigendomsstructuur van de productiemiddelen is volgens hen niet maatgevend voor het wezen van de maatschappij. Zij stellen een gemengd economisch systeem met een combinatie van staats-, privé- en andere ondernemingen voor en een distributiesysteem dat gebaseerd is op kapitaal binnen het kader van privé-eigendom. Wat het uiteindelijke doel betreft wordt het communisme als utopisch beschouwd. Onder de aanhangers van het democratisch socialisme in China horen professor Xin Ziling en professor Xie Tao. 'Yanhuangchunqiu' ('China Digital Times') is hun spreekbuis.

3. Nieuw links

Nieuw links bestaat uit een losse groep van intellectuelen die de aandacht trekken door het publiceren van artikelen in tijdschriften en op websites om zo het politieke proces in China te beïnvloeden. De meesten van hen hebben in het buitenland gestudeerd en een aantal woont nog steeds buiten China. 'Wuyouzhixiang' (www. wyzxsx.com) is hun belangrijkste theoretische platform. De oprichter ervan, Han Deqiang, heeft een doctoraal in marxisme maar is geen marxist. Hij kant zich tegen de arbeidswaardetheorie en het historisch materialisme. Daarentegen bepleit hij het staatseigendom en tevens bekritiseert hij het neoliberalisme.

Op de volgende drie punten contrasteert nieuw links met het neoliberalisme:

Op de eerste plaats roept het op tot een krachtige regering die dominant is tijdens de markthervormingen. Dit idee kwam naar voren in 'The Report of Chinese State Power' dat in 1993 werd opgesteld door Wang Shaoguang en Hu Angang. Het rapport was de aanleiding voor de belastinghervorming van januari 1994 waarbij er een scheiding gemaakt werd tussen lokale en staatsbelastingen. Deze hervorming had een enorme invloed op de Chinese samenleving. Op dit punt pleiten de neoliberalen ervoor dat de staat zijn macht moet loslaten om zodoende de markteconomie te bevorderen.

Op de tweede plaats bekritiseert nieuw links de kapitalistische globalisering. Men betoogt dat deze geleid heeft tot de grote uitbreiding van het kapitalisme in China. De maatschappelijke problemen in China vinden hun oorzaken buiten China, te weten in de globalisering, het internationale kapitaal en de markteconomie. Neoliberalen zoeken de oorzaken in China zelf. De oplossing voor de maatschappelijke problemen zou een verdergaande vermarkting zijn en met name neoliberale hervormingen op politiek en economisch gebied.

Op de derde plaats stelt nieuw links dat de markthervormingen hebben geleid tot een grotere kloof tussen de rijken en de armen. Men benadrukt economische gelijkwaardigheid, geen economische groei ten koste van alles. Nieuw links beschouwt de totale verwerping van het marxistische en communistische idee van herverdeling als meedogenloos en immoreel. Volgens de neoliberalen komt inkomensongelijkheid niet voort uit de markteconomie maar uit corruptie en handjeklap tussen de macht en het geld; in de grond van de zaak is ze het gevolg van onderdrukking.

Hoewel de aanhangers van nieuw links hun best doen om aan de kant van de werkers te staan kunnen hun kritische ideeën en beleidsvoorstellen niet gerealiseerd worden. Toch heeft een aantal van hun discussies een positieve invloed gehad op de Chinese samenleving. Zo heeft professor Cui Zhiyuan die zijn doctoraal in de politieke wetenschappen in de VS behaalde aan de hand van speltheorie en mathematisch-economische analyses die hij toepaste op het dorp Nanjie verklaard waarom bedrijven die collectief bezit zijn efficiënter zijn.

4. Revitalisme

Het revitalisme, de stroming van de verheerlijking van de oudheid beschouwt de antieke koningen en wijsgeren als opperste perfectie van persoonlijkheid en de antieke samenleving als ideaal. Het revitalisme heeft vrijwel elke ideologie in China doordrongen en is een succesvolle stroming gebleken. De revitalisten verheerlijken politieke en filosofische ideeën van klassieke filosofen vanaf Confucius die het idee van een respectvolle regering en het vooropstellen van de gewone bevolking huldigden en die de natuurlijke, vrije, ongebonden geest propageerden. Ook verheerlijken de revitalisten de ethiek uit de oudheid. Liefdadigheid, rechtvaardigheid, rituelen, wijsheid en het dienen van de bevolking staan hierbij hoog in het vaandel. Zij stellen dat de perfecte wetenschappelijk-socialistische ethiek gevormd wordt door de ontwikkeling van de essentie van het confucianisme. Deze ethiek is geschikt voor een socialistische samenleving, het is de concretisering van de progressiefste gedachten die de mens ooit zou kunnen ontwikkelen, zowel in het Oosten als het Westen. Het aannemen en toepassen van het confucianisme zal volgens hen niet alleen het Chinese socialisme snel en voorspoedig vooruitbrengen maar ook de marxistische theorieën nieuw leven inblazen. Het confucianisme is een baken dat de wereld naar een communistische maatschappij gidst.

De voornaamste vertegenwoordigers van het revitalisme zijn Deng Xioajun en Jiang Qing. Deng Xiaojun schreef 'The Logical Combination of Confucianism and Democratic Ideas', gepubliceerd door Sichuan People's Publishing House in 1995. In dit boek stelt hij vast dat het confucianisme in zijn theoretische oriëntatie en fundamentele logica overeenkomt met het democratische ideeëngoed. Daarom vindt hij dat het confucianisme en democratische ideeën logischerwijze geïntegreerd moeten worden. Jiang Qing staat in China bekend als de meest welbespraakte verkondiger van het neoconfucianisme. In zijn boek 'Political Confucianism' (SDX Joint Publishing Company, 2003) betoogt hij dat er naast confucianistische theorieën over geest en natuur ook sprake is van een politieke confucianistische traditie in het Chinese confucianisme. Deze politieke traditie van het confucianisme is een zodanig rijke bron dat het de westerse politieke traditie kan vervangen en China's huidige politieke behoeften kan vervullen. Dit punt wordt uiteengezet in Jiang Qings verwerping van Deng Xiaojuns theorie. Jiang Qing meent dat de vraag naar de integratie van het confucianisme en democratische ideeën een vraag is van 'noodzakelijkheid' en 'mogelijkheid'. Het antwoord is dat er een 'noodzakelijkheid' noch een 'mogelijkheid' bestaat.

Een aantal revitalistische zakenlieden wierp zelfs het absurde idee op dat we honderden miljoenen mensen moesten laten emigreren om de internationale markten over te nemen. In feite kan en mag het confucianisme niet gerevitaliseerd worden tot het niveau van de politiek of de staat maar slechts tot het niveau van het maatschappelijke en het persoonlijke. De studie van het nationaal erfgoed is prijzenswaardig maar het revitalisme als zodanig is nauwelijks werkbaar.

5. Het eclectisch marxisme

Het eclectisch marxisme is de theorie en methode die twee tegengestelde richtingen zonder aan de ene of de andere voorrang te geven samenvoegt. Zonder consequent principe worden tegengestelde ideeën en theorieën met elkaar vermengd. De belangrijkste vertegenwoordigers van het eclectisch marxisme zijn Wang Dongjing, Dong Degang en Wang Changjiang, allen professor aan de Centrale Partijschool die bekritiseerd wordt door de centrale leiding van de CPC.

Wang Dongjing, voorheen directeur van het departement economie van de Centrale Partijschool prees in een lezing ten overstaan van provinciale leiders en ministers de superioriteit van het privébezit. Hij beschouwt egoïsme als eigen aan de menselijke natuur en hangt het idee van de volkomen zelfbedienende 'homo economicus' [1] aan evenals de gedachte dat 'de mens sterft voor geld zoals vogels sterven voor voedsel'. Hij legt de nadruk op efficiëntie en laat zich niets gelegen liggen aan rechtvaardigheid. Volgens hem kan alleen menselijk egoïsme leiden tot meer maatschappelijke samenwerking en welzijn voor de bevolking [2]. Hij spreekt volkomen namens de eigenaars en houdt op geen enkele manier rekening met de uitgebuite arbeiders.

In 2007 schreef ik een artikel in het eerste nummer van 'Social Sciences in China' waarin ik Wang's betoog kritiseerde. Ik ging in op de vier theoretische hypotheses die een vernieuwende marxistische politieke economie zou moeten hebben, namelijk, 'de nieuwe hypothese van waarde gebaseerd op nieuwe levende arbeid', 'de hypothese van de zowel egoïstische als altruïstische economische mens', 'de hypothese van de tweeledige verbondenheid van middelen en behoeften' en de 'hypothese van de wederzijdse versterking en de proportionele verhouding tussen rechtvaardigheid en efficiëntie.' [3]

In het Westen verschijnt er steeds meer literatuur waarin altruïstische economische hypotheses en theoretische modellen onderzocht worden die een positief effect zouden kunnen hebben op de regelgeving, het opbouwen van integriteit, de ethische opvoeding en die zouden kunnen leiden tot een vergroting van de maatschappelijke samenwerking en de welvaart van de bevolking.

Wang Dongjing stelde zich niet teweer tegen het marxisme toen hij propageerde dat moderne economische ideeën de ontwikkeling van de economische hervormingen en het openstellen van China zouden kunnen begeleiden. In het afsluitend gedeelte van zijn artikel voegde hij eraan toe dat hij de theorie van Deng Xiaoping en de belangrijke ideeën van Jiang Zemin zeer bewonderde. Zodoende zou hij geclassificeerd kunnen worden als eclectisch marxist.

In zijn artikel 'We Should Further Emancipate Our Minds Concerning the Question of Ownership' stelde Dong Degang, het voormalig hoofd van het departement filosofie van de Centrale Partijschool dat het uiteindelijke doel van het socialisme en de aanpassingen die nodig zijn om het te bereiken belangrijke leidende principes moeten zijn tijdens de opbouw van het socialisme. Hij beklemtoonde dat we niet al te zeer bezig moeten zijn met het aandeel van het publiek eigendom en de niet-publieke economie maar dat we meer aandacht moeten besteden aan de verdeling van de vruchten van de economische ontwikkeling onder de overgrote meerderheid van de bevolking. Het concept van het delen door de overgrote meerderheid van de bevolking staat gelijk aan gemeenschappelijke voorspoed; het is echter een abstract idee van gemeenschappelijke voorspoed zonder de dominante positie van publiek eigendom en de verdeling volgens ieders geleverde arbeid.

Is het mogelijk dat een slinkend aandeel van het publiek eigendom de machtsbasis van de partij niet daadwerkelijk ondermijnt? Het aandeel van de staatseconomie in China's nationale economie is al tot minder dan een derde gezakt. Het aandeel van de privé-economie en het buitenland is gestegen tot twee derde. Deze situatie kan er alleen maar toe leiden dat de welvaart geleidelijk geconcentreerd raakt in de handen van een klein aantal mensen.

Op zijn oude dag waarschuwde Deng Xiaoping ervoor dat "in China alleen het socialisme, en niet de polarisatie" kan werken. [4] Het idee dat een kleiner wordend aandeel van het publiek eigendom de machtsbasis van de partij niet daadwerkelijk zal verzwakken is ondermijnend voor de socialistische economische basis. Het lijkt erop dat Dong Degang er in veel van zijn artikelen naar streeft om zowel het socialisme op zijn Chinees uit te leggen als om de 'geest verder te emanciperen'. Feitelijk behelzen deze artikelen het revisionisme dat Lenin benoemde en dat nu omschreven zou kunnen worden met een nieuwe term, namelijk het 'eclectische marxisme'. Onder het mom van de 'emancipatie van de geest' verstoort het zodoende de ontwikkeling van de marxistische theorie in de Chinese context.

Wang Changjiang, directeur van het departement Partijopbouw van de Centrale Partijschool publiceerde het artikel 'It is an Objective Reality that the Party has its Own Interests' in nummer 534 van 'Study Times', onder verantwoordelijkheid van de Centrale Partijschool. Alleen als we het bestaan van de partijbelangen praktisch en realistisch onderkennen kunnen we volgens hem de verhouding tussen de verschillende belangen, met name de verhouding tussen de belangen van de bevolking en die van de partij als haar vertegenwoordiger objectief bestuderen en de belangen van de partij een geschikte plaats toekennen. [5]

Zijn betoog staat in schril contrast met het 'Communistisch Manifest' en de beginselverklaring van de communistische partij van China. Volgens het 'Communistisch Manifest' kent de communistische partij geen eigen belangen die afwijken van die van het proletariaat als geheel. Volgens de beginselverklaring van de CPC moet de partij de bevolking onverdeeld en van ganser harte ten dienste staan. Naast de belangen van de werkende klasse en de overweldigende meerderheid van de bevolking zou de CPC geen speciale belangen moeten hebben.

Binnen het proces van de economische en politieke ontwikkeling is het 'eclectisch marxisme' een van de belangrijkste mikpunten van onze kritiek. Het is belangrijk om commentaar te leveren op het gedachtegoed van het 'eclectisch marxisme' om zo uit te vinden wat marxisme is en waaruit het echte socialisme met een Chinees karakter bestaat. (Dit is deel 1 van het artikel)

Noten

[1] Het idee van de 'homo economicus' (quasi-Latijn voor 'economische mens') is een mensbeeld waarin de mens eerst en vooral een economisch wezen is, dat wil zeggen gericht op de bevrediging van zijn behoeften op efficiënte, 'rationele' of logische wijze. Dit mensbeeld wordt sterk geassocieerd met 'kapitalisme' en economisch liberalisme, theorieën die ervan uitgaan dat de behoeftenbevrediging door berekenende 'individuen' (binnen bepaalde kaders) de beste sociaaleconomische organisatie zal bewerkstelligen. (Wikipedia)
[2] Wang Dongjing, 'The Theoretical Pivot of Operating Economy', in 'Wenhui Daily', 7 juni 2004. Zie ook zijn 'Clarification of Three Major Economic Problems' in 'China Reform' 6, 2006.
[3] Chang Enfu, 'Four Hypothetical Hypotheses of Modern Marxist Political Economy', in 'Social Sciences in China' 1 (2007).
[4] Chinese Communist Party Literature Research Center, 'Chronicle of Deng Xiaoping (1975-1997), Vol. 2, p. 1317 (Central Literature Publishing House, Beijing 2004).
[5] Wang Changjiang, 'It is an Objective Reality that the Party has Self-interest', in 'Study Times' 534.

Cheng Enfu (1950, Shanghai) is hoogleraar Economie aan de Universiteit voor Financiën en Economie in Sjanghai en president van het Instituut voor Marxisme van de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen.

Vertaling Frans Willems.