Deel uit toespraak Ruud Weijdeveld op woensdag 5 maart jl.

(...) Laat ik vooropstellen: ons boek is geen anti-Duits boek. Integendeel. Onze gedachten gaan óók uit naar de tegenstanders van het nazi-regime in Duitsland zelf. Al in 1933 waren zij de eerste slachtoffers en kwamen reeds toen met vele tienduizenden terecht in de concentratiekampen. Een aantal van die kampen lag in het Duitse Eemsland, vlak over de grens met Groningen. Vanuit die kampen ontsnapten van tijd tot tijd gevangenen naar Nederland, die hier werden geholpen. Daarnaast kwamen er Duitsers naar Nederland, die hun land ontvluchtten, omdat zij actief aan het verzet tegen Hitler hadden deelgenomen. Zodoende ontstond in Oost-Groningen een wijdvertakt netwerk om deze vluchtelingen op veilige wijze over de grens te brengen en in Groningen onderdak te geven. Maar in Nederland waren deze vluchtelingen evenmin veilig. Als de Nederlandse overheid hen te pakken kreeg, dan liepen zij de kans weer aan Duitsland te worden uitgeleverd. Daarom moesten zij illegáál worden gehuisvest en verzorgd. Sommige van deze vluchtelingen kwamen al vroeg naar Groningen en verbleven hier, illegaal, gedurende de hele periode van 1933 tot aan de bevrijding van 1945.

De acties om deze vluchtelingen veilig onder dak te brengen en te verzorgen, betekenden de eerste aanraking van de Groningse communisten met de gevolgen van het fascisme in Duitsland. Daarnaast steunden zij het verzet ín (!) Duitsland. Duitse emigranten in Nederland drukten hier pamfletten, die onder meer via de havenarbeider Bonno Smit en de machinist Hendrik Zandstra, met gevaar voor eigen leven, vanuit Delfzijl naar Emden werden gesmokkeld, om daar te worden verspreid.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de communisten bij de eersten waren die direct na de Duitse bezetting van Nederland in de illegaliteit gingen. En evenmin is het verwonderlijk dat zij als eersten werden getroffen door de Duitse maatregelen. Op 20 juli 1940, slechts twee maanden na de Duitse inval, werd hun partij verboden en werden bij vooraanstaande communisten huiszoekingen verricht. Een week later werd het aan de communistische leden van de gemeenteraden en de Provinciale Staten verboden om nog langer aan de vergaderingen daarvan deel te nemen.

In het najaar van 1940 kwam als reactie daarop reeds hun eerste illegale krant uit: het Noorderlicht. Het Noorderlicht werd op regelmatige basis verspreid in de stad en in delen van de provincie. Met behulp van deze krant verzetten de communisten zich tegen de gedwongen uitzending van werklozen naar Duitsland en kwamen zij - geheel volgens communistische traditie - op voor hoger loon en voor hogere uitkeringen voor werklozen. Maar ook protesteerden zij van meet af aan op felle wijze tegen de opkomende jodenvervolging in Nederland, die in Groningen onder meer tot uitdrukking kwam in het ingooien van ruiten van de synagoge en van joodse winkels.

(...) In de loop van de jaren daarna wist de CPN zich te herstellen. Gedurende de gehele oorlog werden de gezinnen van gearresteerde communisten ondersteund, werden onderduikers geholpen en ging het verspreiden van pamfletten en kranten door. Dit, ondanks het feit dat bij herhaling nieuwe slachtoffers vielen. Later werd ook deelgenomen aan gewapende overvallen. Bij de bevrijding hoorde de krant De Waarheid bij de grootste verzetskranten van Groningen, die wekelijks uitkwam in een oplage van 3.000 exemplaren. Een eigen drukkerij was inmiddels ingericht aan De Laan - in de werkplaats van een bevriende sociaaldemocratische meubelmaker.

Deze vroege deelname van de communisten aan het verzet staat in schril contrast met de wijze waarop zij ná de oorlog werden behandeld. De sympathie voor de communistische ideeën was door hun rol in het verzet sterk toegenomen. Ook was er een luide roep om vernieuwing van het politieke bestel. In de praktijk werd echter de oude politieke partijen en vakbonden weer nieuw leven ingeblazen. En door hen werd vervolgens de vooroorlogse strijd tegen het 'communistische gevaar' met volle kracht hervat. Bij die strijd tegen het communisme werd het verzetsverleden van de communisten niet ontzien. En al spoedig werd dit zelfs ontkend.

(...) Deze weigering van de Groningse Stichting '40-'45 om communisten, met name die van de Noorderlichtgroep, een uitkering te verstrekken, werd jarenlang volgehouden. Pas in 1950, vijf jaar na de oorlog, greep het landelijk hoofdbestuur tenslotte in. Dit hoofdbestuur had al eerder afstand genomen van het Groningse beleid en nam vanaf dat moment de afwikkeling van de aanvragen over. Toch zou het nog tot het midden van de jaren '50 duren voordat de communistische verzetsmensen van de Noorderlichtgroep ook daadwerkelijk een uitkering werd verstrekt.

Zo waren de communisten bij de eersten die in het verzet gingen en behoorden zij tot de laatsten die een uitkering kregen...

(..) Het is mijn hoop dat ons boek veel zal worden gelezen. Want wij kunnen de geschiedenis niet veranderen. Maar de toekomst - die kunnen wij wel veranderen. Helaas is het gevaar van het fascisme en van daarmee gepaard gaande verschijnselen, zoals vreemdelingenhaat en antisemitisme, nog altijd niet geweken. In meerdere Europese landen zitten neofascistische of daaraan verwante partijen gewoon in het parlement. En nog niet zo lang geleden hadden wij in Nederland zelf een regering, die alleen kon bestaan dankzij de steun van een partij, die vreemdelingenhaat hoog in haar vaandel heeft staan.

De Groningers kunnen trots zijn op het communistische deel van de bevolking, dat zo moedig vooraan ging in de strijd tegen de Duitse bezetters, en voor de bevrijding van ons land. En dat daar de gehele oorlog mee doorging, ondanks de talrijke tegenslagen en ondanks het droevige lot van tientallen medewerkers. En dat ook na de oorlog de strijd niet opgaf tegen herleving van het fascisme in Duitsland of tegen fascistische dictaturen, zoals in Spanje en in Griekenland. (...)

Fascisme - dat - nooit - weer!