Te laag ingezet

Duitse besluit uit kernenergie te stappen onaf

Rainer Balcerowiak (*)

Op woensdag 29 juni presenteerde Duitsland zich eensgezind. Behalve de fractie van 'Die Linke', die van mening is dat het uitschakelen van de kernenergiecentrales niet snel genoeg gaat, stemden parlementariërs van regering en oppositie bijna unaniem voor de zwart-gele uitstapwetten, die de Duitse minister voor Milieu Norbert Röttgen (CDU) dan ook als 'nationaal gemeenschapswerk' prees. Een half jaar geleden was hij trouwens nog voorstander van kernenergie.

CDU, CSU en FDP hielden zich steeds Oost-Indisch doof voor de argumenten tegen het gebruik van kernenergie, totdat ze door de catastrofe in Japan werden gedwongen tot een haakse bocht, omdat ze anders bij de volgende verkiezingen van de kaart waren geveegd. Het samengaan met de profiteurs van de grote energiebedrijven was ineens niet meer van deze tijd. Hun managers, die probeerden het tij nog te keren, leken nu wel fossielen uit een ver verleden.

Maar er is geen reden tot zegetochten voor de tegenstanders van kernenergie ondanks deze onbetwistbare etappe-overwinning. Niet opgelost blijft het vraagstuk van het definitieve opslaan van het kernafval en de toekomst van de al bestaande opslagplaatsen in Gorleben, Asse en Schacht Konrad. Negen centrales blijven nog elf jaar in bedrijf. Het gevaar van zware kernongelukken in Duitsland is dus nog lang niet van de baan. De bekentenis tot een geforceerde uitbreiding van het gebruik van herbruikbare energie is op het niveau waar erover wordt beslist nog niet boven holle praatjes uitgestegen.

Het blindstaren op reusachtige windmolenparken aan de kust bevestigt de macht van de energie-oligopolies en houdt een energieomslag tegen. Allang wordt de stap uit de kernenergie misbruikt om een andere desastreuze technologie, de energieproductie uit steen- en bruinkool, nieuw leven in te blazen (zie ook artikel van Wiebe Eekman elders in de krant).

Scherper wordt bovendien de concurrentie tussen voedingsmiddelen- en energieproductie. En belastbare concepten voor decentrale verzorgingsstelsels en de realisatie van enorme besparingsmogelijkheden bij het energieverbruik (zie ook W.E.) zijn eveneens onvindbaar in de uitstapwetten. In plaats daarvan worden de inspraakmogelijkheden van de mensen tegen bouwplannen voor nieuwe hoogspanningsleidingen beperkt.

Het grootkapitaal en diens politici hebben geen echt inzicht getoond, maar alleen maar een hoge mate aan flexibiliteit. Men heeft snel begrepen dat ook met hernieuwbare energie megawinsten kunnen worden behaald, als de algemene voorwaarden maar kloppen. Op de eerste plaats betekent dit dat de gewone mensen voor de - deels werkelijke, deels fictieve - kosten van de energieomslag moeten opdraaien. En dat meteen meerdere malen: de huurders zullen het grootste deel van de energiesanering van hun woningen moeten betalen en mogen zich ook verheugen op drastisch stijgende energieprijzen.

De energieverzorging is dus ook een sociaal vraagstuk. De nationalisatie van de energieconcerns in publiek eigendom zou een eerste aanzet zijn tot een oplossing van dit vraagstuk. Maar in de inmiddels héél grote coalitie van kernenergie-uitstappers zullen er maar weinig stemmen zijn die voor zulke eisen staan.

(*) Commentaar van Rainer Balcerowiak in 'Junge Welt' van 1 juli jl. Vertaling en bewerking: Marcel de Jong.