download

Te gast bij de 'Broeders'

Memoires van de Iraanse communistische schrijver Beh-Azin tijdens zijn gevangenschap in het islamitische regime. (deel 4)

Xenos

4. Het eerste bezoek aan de martelkamer

... Mijn ontkenning had uiteraard geen enkel effect.

De beschuldiging van spionage - een doodzonde - die het regime nodig had om de Tudeh Partij uit de weg te kunnen ruimen, kon ik natuurlijk niet accepteren.

Op een middag, na een flinke verhoorsessie, bracht mijn beul mij niet terug naar mijn cel maar leverde hij mij aan een andere bewaker af om mij naar het toilet te brengen. Zoals hij het zelf uitdrukte om mijn trots te krenken.

De bewaker was een reusachtige man met een zeer lange baard die zijn borst bijna geheel bedekte. Onderweg naar het toilet zei hij boos en dreigend: "Houd je de rechercheur voor de gek? Ik zal je een les leren die je nooit zal vergeten. Als je niet meewerkt, zal ik je het leven zuur maken". Ik bleef stil, door angst of voorzichtigheid, dat weet ik niet. Nieuwsgierig - als een toeschouwer - was ik in ieder geval wel.

Het toilet was leeg. Drie wc's aan een kant en een wasbak aan de andere kant met twee kranen. Ik begreep wat mijn straf was, pakte een emmer, vulde deze met water en met een bezem begon ik schoon te maken, zo goed als het met mijn zeer verzwakte lichaam en mijn handicap mogelijk was. Eerst de wc's, dan de wasbak en vervolgens de vloeren. De bewaker liep heen en weer en hield mij via het kijkgat in de deur in de gaten. Zodra ik klaar was met schoonmaken beval hij mij om rechtop te gaan staan, mijn arm omhoog te houden en zo te blijven staan.

Ik was te zwak om het lang vol te kunnen houden en zakte heel snel in elkaar, met mijn benen wijd op de natte vloer. Hij werd heel erg boos. Opgewonden en schreeuwend met de kracht van lava uit de mond van een vulkaan, viel hij mij dreigend aan. Hij beval mij weer op te staan. "Ik kan het niet. Ik ben erg moe", antwoordde ik. "Eigen schuld klootzak, opstaan hup", hij pakte mijn arm en trok mij overeind.

Ik had geen keuze, dus probeerde ik het opnieuw. Deze keer kon ik het minder lang volhouden en zakte ik weer in elkaar en bleef op mijn rug op de grond liggen. Hij werd razend en pakte een stalen stok die daar lag en drukte hem krachtig tegen mijn borst. Het deed behoorlijk pijn maar ik hield me in om niet te kreunen.

Hij pakte weer mijn arm, sleepte mij naar de deur en tilde mijn arm omhoog tot aan de bovenkant van de deurpost. "Als je nog een keer je arm laat zakken of op de grond gaat liggen, zal ik je een pak slag geven", zei hij. Ik probeerde met alle kracht overeind te blijven. Ik had ontzettend veel pijn in mijn borst en mijn schouder en begon te kreunen.

Een wachterswissel was mijn redding. De nieuwe bewaker deed alsof hij van niets op de hoogte was en vroeg wat ik daar deed. Ik vertelde hem dat ik van de vorige bewaker hier met mijn arm omhoog moest staan. "Hoeft niet",zei hij en hij bracht mij terug naar mijn cel.

De volgende middag kwam mijn beul weer mijn cel binnen. Zonder enige schaam te over wat hij mij die dag ervoor had aangedaan, begon hij weer met het verhoor. Het werd een routine: "Nou, heb je nagedacht? Ik zweer het, als je niet meewerkt ...". Ja, dat wist ik heel goed: als ik niet zou meewerken, zou ik nog hardere behandelingen moeten verwachten. Maar helaas kon ik het niet verhelpen. Mijn beul verwachtte van mij dat ik een valse beschuldiging zou accepteren. Er was geen uitweg, voor hem noch voor mij. Hij moest het van zijn baas en ik kon en wilde geen valse beschuldigingen tegen mijn kameraden en mijzelf accepteren. Het resultaat was dat hij steeds meer geweld ging gebruiken. Hij had tenslotte de officiële toestemming van de rechter om mij te heropvoeden, gebruikmakend van 'lichamelijke straffen' (het nieuwe woord voor martelen).

Terwijl ik zijn bedreigingen serieus nam, kon ik het me toch niet voorstellen dat ze een verzwakte achtenzestigjarige oude man, wiens naam beroemd was in de Iraanse literatuur, zomaar op de strafbank zouden leggen en met een stok slaan. Achteraf was dat inderdaad erg naïef van mij. Voor mensen die de wereld op basis van hun reactionaire ideeën willen veranderen, is alles geoorloofd.

Het duurde niet lang. De volgende dag vroeg hij - op zakelijke toon - of ik wilde praten? Ik antwoordde dat ik niets te zeggen had. Razend pakte hij mijn arm en terwijl hij probeerde zijn woede te beheersen zei hij "sta op, we gaan naar de strafkamer". Ik aarzelde even maar de situatie was ernstig. Hij scheen het echt te menen. Opeens kreeg ik een raar gevoel. Angst en schaamte tegelijkertijd, gevolgd door een zenuwschok. Ik kon niet meer bewegen en terwijl ik probeerde mijn slippers aan te trekken zakte ik voor de deur van mijn cel in elkaar.

Op zijn bevel bracht een bewaker een rolstoel, ze tilden me op, zetten me daarin en reden me naar de martelkamer.

Ik begon me te realiseren dat de dood dichterbij was gekomen en dat was geruststellend. Onderweg vroeg ik of ik pen en papier kon krijgen om mijn testament te schrijven. Ik kreeg een pen en een stuk vergeeld en gekreukeld papier van hem. Misschien dacht hij dat ik het had opgegeven en wilde opschrijven wat hij verlangde. Toen ik klaar was met schrijven, nam hij het papier terug, vouwde het op en stopte het in zijn zak zonder het te lezen.

De martelkamer was een goed verlichte kamer die ik door de blinddoek heen kon zien, erg stoffig en twee keer zo groot als mijn cel. Tegen de rechterwand stond een stalen bed met een vieze matras, bedekt met bloed- en plasvlekken, een versleten militaire deken, een paar stukken gebruikt kunststoftouw en drie elektrische roodkleurige kabels met een diameter van een duim.

Mijn beul pakte een van de elektrische kabels en terwijl hij op de hoek van het stalen bed ging zitten, begon hij opnieuw te bedreigen: "Beh-Azin, ik zweer het bij god...", maar Beh-Azin bleef zwijgen. Zittend met een blinddoek om, wachtte ik op wat er ging gebeuren.

Op zijn bevel ging ik op mijn buik op bed liggen. Terwijl ik de blinddoek nog op had, trok hij het stinkende laken over mijn hoofd en bond hij mijn voeten stevig vast aan de horizontale balk van het stalen bed, zodanig dat ik mijn onderlichaam niet meer kon bewegen. Dit was het begin van een nieuwe periode, een nieuwe mijlpaal.

Met de eerste slag op mijn zool, kroop de enorme pijn via een dunne zenuwbundel naar mijn rug toe. Ik was vastberaden de pijn met absolute stilte te verdragen. Maar na een paar slagen had ik mezelf niet meer onder controle en begon ik te schreeuwen.

De pijn werd langzaam aangevuld met een brandend gevoel in mijn voeten die steeds verder richting mijn kuit trok. Ik schreeuwde steeds harder: "oh mijn God". Andere broeders die uit nieuwsgierigheid stonden toe te kijken, riepen lachend: "Beh-Azin, jij bent toch een materialist, waarom roep je dan om God?" en ik antwoordde bij mijzelf "is God ook, zoals alle andere dingen, jullie eigendom?".

De beul vervulde zijn taak als een heilige plicht. Toen hij dacht dat het voldoende was, maakte hij mijn voeten los, haalde de deken van mijn hoofd af, trok mijn blinddoek die inmiddels scheef stond recht en dwong mij op mijn blote voeten te staan. Vervolgens drukte hij met zijn zware laarzen enkele malen stevig op mijn voeten en beval me om met mijn neus tegen de wand te gaan staan en met mijn voeten te blijven stampen om te voorkomen dat die zouden gaan zwellen ... (wordt vervolgd).

Xenos, oktober 2010