Jan Boersma: Vakbeweging moet zichtbaar zijn op werkvloer

Jan Boersma in het Haagse Atrium

Jan Ilsink en Wil van der Klift (*)

Een uurtje na het fluitconcert voor de Tweede Kamer tegen de verhoging van de pensioenen en de AOW op donderdag 12 november jl. sprak Manifest in het Haagse stadhuis met Jan Boersma over de positie van de ABVAKABO, de gemeenteambtenaren en de actiebereidheid onder de leden. Na twee bondsbestuurders van FNV Bondgenoten deze keer een interview met een ander lid van FNVvechtvoorjerecht, ABVAKABO-bestuurder Jan Boersma.

Jan Boersma is sinds 2001 bestuurder bij ABVAKABO FNV. Hij behartigt de belangen van leden bij de sector Lagere Overheden. Die sector kent drie werkgevers: Provincie, Gemeenten en Waterschappen en dus drie cao's. Jan is onder meer actief bij twee grote gemeenten: Den Haag en Rotterdam. Hij werkt vanuit het ABVAKABO-kantoor in Rotterdam.

Vandaag vond, in de aanloop naar 21 november, een AOW-actie van de FNV en het CNV plaats voor de ingang van de Tweede Kamer op het Plein in Den Haag. Hoe leeft de verhoging van de AOW-leeftijd bij de leden bij gemeenten? Hoe groot is de actiebereidheid?
JB
De stemming onder de leden bij de gemeenten waar ik actief ben is wisselend. Men is wel wantrouwig richting plannen die van het kabinet komen, maar de prioriteit ligt bij hen vooral bij werk en werkzekerheid. De leden zien nieuwe bezuinigingen aankomen met mogelijk verlies van arbeidsplaatsen als gevolg. Bij nieuwe reorganisatie- en bezuinigingsvoorstellen dringen zij aan op het tot stand komen van een Sociaal Statuut waarin o.a. hun baan en baanzekerheid wordt veiliggesteld. Voor goede afspraken in zo'n Sociaal Statuut zijn ze bereid in actie te komen. De leden zijn vooral bang hun baan te verliezen. Omdat de druk op uitvoerende diensten groot is vanwege de tendens van uitbesteden van taken is in die sectoren de actiebereidheid het hoogste.
Hoe ziet dat er in de praktijk uit?
JB
Het kabinet probeert de gevolgen van de crisis over de schutting te gooien bij de gewone werknemers in dit land. De leden die in overheidsland werkzaam zijn, zien hun werkgelegenheid in gevaar komen door het kabinetsbeleid dat de gevolgen van de crisis voor een groot deel op hen wil afwentelen. Ze weten dat er bij het rijk al een taakstelling van v¾¾r de crisis lag om 12.000 banen te schrappen. De meerderheid van de politici zet grote druk op de reorganisatie. Er speelt ook mee dat de overheid een voorbeeldfunctie wordt toegedicht als het gaat om 'meer met minder mensen'. Alle ogen zijn dus gericht op Kwatta. Minister Ter Horst heeft in de kamer moeten bekennen dat de bezuigingsdoelstelling pas voor de helft is gerealiseerd. Dat levert nieuwe onrust op. Nu komen de gevolgen van de crisis, met onder meer de voorstellen voor extra bezuinigingen, om de overheidshulp aan banken en bedrijven te kunnen financieren, er nog eens overheen! Dat dreigt opnieuw banen te gaan kosten. Men probeert op allerlei creatieve manieren de aanvallen te pareren en zich in de markt te zetten. 'Waterschappen' bijvoorbeeld reageren hierop door te proberen werk uit andere economische sectoren naar zich tot te trekken. Ze stellen dat ze goed zijn in het uitvoeren van werken als onderhoud van wegen, oevers en watergangen en gaan hiervoor offertes maken. En ze zijn nog goedkoper ook. Dat ze daarbij anderen uit de markt drukken speelt geen grote rol.
Hoe staat het met commercialisering, marktwerking en verzelfstandigen en privatiseren van overheidstaken. Zie je de gevolgen van de deregulering?
JB
Gemeenten hebben om te bezuinigen hun rol soms teruggebracht tot regisseurvan sommige gemeentelijke taken. Die tendens vindt nog versterkt plaats. Veel uitvoerende diensten zijn op afstand gezet (verzelfstandigd) of geprivatisserd (afgestoten). Op korte termijn lijkt het soms dat dit soort operaties meer efficiÙntie en goede vergelijkbare arbeidsvoorwaarden opleveren. Maar we kunnen constateren dat zeker op langere termijn het loon, de overige arbeidsvoorwaarden en de kwaliteit van het werk daardoor in de meeste gevallen is verslechterd. Voor een deel treffen deze verslechteringen werknemers die de oude situatie nog hebben gekend. Maar zij pikken dat uit angst hun baan te verliezen. Voor een ander deel echter treffen deze verslechteringen werknemers die nieuw zijn aangetrokken en niet beter weten. Zij zijn allang blij een baantje te hebben.

Een variant van dit afstoten van -dikwijls- uitvoerende taken is het voor lange tijd uitoefenen van vaak leidinggevende en co÷rdinerende functies door derden. In veel gemeenten lopen peperdure adviseurs en interim-managers rond. Die souperen loonruimte op en ontnemen eigen medewerkers doorgroeimogelijkheden. Het zou een slok op een borrel schelen als dat geld zou worden ingezet voor de eigen werknemers. Er kan met dat geld ook gewerkt worden aan mogelijkheden om de loopbaan interessanter te maken en kwaliteit in eigen huis te ontwikkelen. Op dit punt valt er nog een wereld te winnen.

Er is al heel wat jaren sprake van reorganisaties en inkrimpingen in het ambtenarenapparaat. Heeft dat niet geleid tot een aanzienlijke verhoging van de werkdruk?
JB
Reorganisaties gaan vaak gepaard met vermindering van arbeidsplaatsen en afstoten van taken. Maar dikwijls worden er minder taken afgestoten dan personeel en neemt de werkdruk voor het overblijvende personeel toe. EfficiÙntere wijzen van werken zouden dit probleem moeten oplossen. Door het personeel wordt op deze vrees voor verhoogde werkdruk dikwijls gereageerd met de verwachting dat het wel zal meevallen. Maar er moet worden geconstateerd dat voor veel functies de werkdruk enorm is gestegen. Uit angst voor verlies van hun baan bij komende reaorganisaties houdt men zijn mond. Voorstellen om door de crisis groeiende werkloosheid mede op te lossen met creÙren van arbeidsplaatsen door verdere arbeidstijdverkorting, zoals in 1982, kunnen op dit moment nog op weinig draagvlak rekenen.
Minister Ter Horst is voorstander van het multifunctioneel inzetten van rijksambtenaren. Hoe kijken de leden bij gemeenten, provincies en waterschappen daar tegen aan?
JB
Het gaat hier om het flexibel inzetten van personeel. Bij gemeenten en provincie gebeurt dit ook al door ambtenaren niet meer bij één dienst of dienstonderdeel, maar in 'algemene dienst' aan te stellen. Die zijn dan overal inzetbaar. Wij zijn daar niet tegen mits daarbij werkzekerheid en perspectief worden geboden, bijvoorbeeld door het volgen van opleidingen en cursussen te faciliteren en daarmee verbonden werk in het vooruitzicht te stellen. Als het alleen neerkomt om de inzet van ambtenaren mee te laten waaien met de waan van de dag, zijn wij daar tegen.

Terpstra, voormalig voorzitter van de CNV, Jeroen de Glas van FNV Jong en andere Baliegroepers hebben via de Volkskrant het standpunt de wereld ingestuurd dat individuele werknemers zelf verantwoordelijk moeten zijn voor hun sociale zekerheid. De flexibele arbeidsmarkt met uitzendkrachten, deeltijdwerkers en zzp-ers zou dat noodzakelijk maken. Wat vind jij van zo'n opvatting?

Wij vinden dat deze nieuwe groepen werknemers het makkelijker gemaakt moet worden door ook voor hen collectieve afspraken te maken over hun sociale zekerheid. Door hen dit individueel te laten oplossen zadel je ze naast hun voortdurende zorg voor werkzekerheid ook nog eens op met zorg voor hunsociale zekerheid. De vakbeweging kan iets voor deze groepen betekenen door hun sociale zekerheid collectief veilig te stellen.

Waarvoor is men nog meer bereid in actie te komen?
JB
In het Sociaal Akkoord van begin dit jaar is koopkrachtbehoud afgesproken. Dat komt neer op ca. 1,5 procent. Het geld daarvoor is door de meeste gemeenten al ingeboekt in de begroting. Maar het cao-overleg voor dit lopende jaar zit nog steeds muurvast. O.a. omdat de werkgever niet bereid is dit koopkrachtbehoud in de cao op te nemen. De gemeenten willen dat geld kennelijk voor andere doelen gebruiken. Ambtenaren zijn over het algemeen heel loyaal, maar laten zich niet schofferen! Onze leden voelen zich door de onbereidwilligheid van hun werkgever behoorlijk geschoffeerd. We merken dat ze mede hierom voor deze loonparagraaf in de cao in actie willen komen. Leden in kleinere organisaties zijn sneller geneigd waarde te hechten aan collectieve belangbehartiging door de bond. Zij zijn immers individueel kwetsbaarder. Verreweg de meeste leden zien de bond als een levensverzekering en zijn niet snel bereid om collectief in actie te komen. Maar aan deze situatie kan ook plotseling een einde komen als de mensen worden geschoffeerd of ernstig worden 'gepakt'.
Wat zou er volgens jou moeten gebeuren om de kloof tussen de verschillende FNV-bonden te dichten?
JB
We constateren dat er een overlap is tussen werkvelden van sommige bonden. ABVAKABO organiseert werkers in de postsector, de voormalige PTT-post, nu TNT. Maar Bondgenoten organiseert werkers bij postbedrijven als Sand en Select Mail. Ook in het openbaar vervoer zijn er overlappingen tussen deze twee bonden: de werkers bij gemeentelijke vervoerbedrijven zoals in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht zijn bij ABVAKABO FNV georganiseerd, die van de overige vervoerbedrijven bij Bondgenoten. Er ontstaan hierdoor verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen werknemers die in dezelfde sector werkzaam zijn. Bovendien kunnen zij moeilijker een vuist maken omdat de werknemers tegen elkaar worden uitgespeeld. Bovendien probeert iedere bond zelf zoveel mogelijk leden in te schrijven, waardoor soms een schadelijke onderlinge concurrentie ontstaat. Daarom is het voor mij duidelijk dat we naar een structuur moeten waarin er één bond FNV-Post actief is, één FNV-bond Openbaar Vervoer één bond Onderwijs, etc. Hierdoor krijgen kortzichtige eigen belangen van de huidige bonden vanwege administratief behoud of verlies van leden, die de eenheid van de vakbeweging schaden, geen kans meer. Ondanks het feit dat dit geen nieuwe plannen zijn blijkt de praktijk nog te weerbarstig en komt deze ontwikkeling feitelijk niet op gang. Maar het is erg nodig om de nodeloze schotten te slechten en de eenheid van actie van de verschillende FNV-bonden te vergroten. De bonden die de FNV vormen moeten op alle niveaus efficiÙnter gaan samenwerken en daarvoor is ook een andere structuur nodig.
Tenslotte: wat vind je het belangrijkste waaraan de vakbeweging moet werken?
JB
Ik vind het absoluut noodzakelijk dat de ontstane grote kloof tussen de werkorganisatie van de bond en de leden wordt verkleind. De leden moeten meer in de bond te zeggen krijgen. De vakbond moet van en voor de leden zijn. Kaderleden moeten bij de bond meer in de beleidsvorming en uitvoering ingeschakeld worden. Ook de 'organizers' die de vakbeweging heeft aangesteld dragen al bij aan het dichten van deze kloof. Zij beginnen als dat nodig is met bezoeken aan de leden thuis, omdat sommigen, soms terecht, bevreesd zijn voor hun positie op het werk als zij met de vakbond worden geassocieerd.

De bond moet weer zichtbaar worden op de werkvloer. Daarom is het nodig dathet aantal bestuurders wordt gelijkgetrokken tussen de verschillende bonden van de FNV. Nu is het nog zo dat er per 1000 leden bij de verschillende bonden een ander aantal bestuurders beschikbaar is. Mijn werkpakket bestaat uit zo'n 15.000 leden. Die kun je onmogelijk allemaal ontmoeten. Ik probeer zoveel mogelijk zichtbaar te zijn, maar bezoek toch te vaak alleen maar de kamers in het stadhuis waar het overleg plaatsvindt.

(*) Wilco Mulhuijzen was door ziekte niet in staat bij het interview aanwezig te zijn. Jan Ilsink nam zijn rol over.