Ziet een overwinning er zo uit?

Beschouwing over de regionale verkiezingen in Venezuela

Op 28 november 2008 demonstreerden studenten, ambtenaren en onderwijswerkers in de staat Miranda, tegen het geweld dat in die staat plaatsvond gedurende de verkiezingsperiode tegen instellingen en personen die Chávez' sociale maatregelen uitvoeren. Uiteindelijk won de rechtse gouverneur in Miranda.
Secretaris-generaal Oscar Figuera (r) en internationaal secretaris Carolus Wimmer (l) tijdens persconferentie in het kantoor van de PCV. (Foto PCV)

André Scheer

Is het een overwinning, als één partij driekwart van alle provincies en 80 procent van alle districten voor zich kan winnen? Dit is de uitslag van de regionale verkiezingen in Venezuela, op 23 november jl., waarbij gouverneurs [nvdr: 22], burgemeesters [nvdr: 328] en afgevaardigden in regionale parlementen [nvdr: 233] werden verkozen.

De Verenigde Socialistische Partij (PSUV) van president Hugo Chávez is het gelukt om in 17 van de 23 staten die meededen aan de verkiezingen te overwinnen. Met de winst van 264 van de 328 verkiesbare burgemeestersposten (raadhuizen) kan het revolutionaire kamp zijn dominantie verder uitbouwen.

Maar tegenover deze succesvolle uitkomsten staan meerdere zware nederlagen. De oppositie wist haar in 2004 verworven overwicht te behouden in de aardolierijke grensprovincie Zulia en de toeristische regio Nueva Esparta, waaronder het vakantie-eiland Margarita. Die uitkomst was te verwachten.

Dat het de oppositie echter ook is gelukt om de belangrijke functie van burgemeester van de hoofdstad Carácas te veroveren, evenals het parlement van de aan Carácas grenzende deelstaat Miranda, was voor de Bolivariaanse beweging een grote schok. De terugkeer van rechts op belangrijke machtsposities riep slechte herinneringen op aan de dramatische jaren 2002 en 2003, toen de toenmalige burgemeester van Carácas, Alfredo Peña, en de eveneens rechtse gouverneur van Miranda, Enrique Mendoza, hun posities misbruikten om een smerige oorlog te beginnen tegen de revolutionaire regering van president Chávez, onder meer met een staatsgreep in april 2002 en de aardoliesabotage in december 2002 en januari 2003.

Ook de nieuw gekozen burgemeester van Carácas, Antonio Ledezma, was betrokken bij die poging om Chávez ten val te brengen. Hij maakte bijvoorbeeld deel uit van de groep die op 11 april 2002 de staatsgreep pleegde en het stadhuis van Carácas bezette. Momenteel is hij lid van het 'Nationale Verzetscommando', een verbond van radicale contrarevolutionairen, die steeds opnieuw gewelddadige ongeregeldheden veroorzaken. Zijn geestverwant, de nieuwe gouverneur van Miranda, Henrique Capriles Radonski, was eveneens betrokken bij de staatsgreep in 2002. Hij deed mee toen tijdens de staatsgreep een groep opgehitste fascisten probeerde de Cubaanse ambassade in Carácas te bestormen.

Direct na hun verkiezingsoverwinning in Carácas en Miranda toonden deze heren hun ware gezicht. Terwijl beide verkiezingsoverwinnaars lachende 'maskers' opzetten en Chávez samenwerking aanboden, drongen hun medewerkers centra van basisorganisaties binnen en probeerden die leeg te ruimen. De dinsdag na de verkiezingen doken door de nieuwe machthebbers in Miranda gestuurde personen op in Baruta, in een Centrum voor Integrale Diagnose (CDI), een medisch steunpunt van de Gezondheidsmissie Barrio Adentro, om de daar op de begane grond gehuisveste gemeenteraad te verdrijven. Omwonenden klopten vervolgens bezorgd aan bij de radiozender YVKE Mundial, omdat zij vreesden dat de in hun gebouw ondergebrachte Cubaanse artsen er ook zouden worden uitgezet. Medewerkers van de alfabetiseringscampagne 'Mission Robinson' en de campagne gericht op middelbare scholieren, 'Mission Ribas' werden in La Urbina en Mariche uit hun gebouwen verdreven, terwijl de gemeenteraad van Maca tot woensdag na de verkiezingen de tijd kreeg om zijn biezen te pakken.

"Iedere poging om de verworvenheden van het volk terug te draaien zal tot conflicten leiden, want het volk is georganiseerd. Het volk zal dat niet toelaten!", stelde Jesse Chacón, de verliezende kandidaat van de PSUV voor het burgemeestersambt in het district Sucre. Diosdado Cabello, tot voor kort gouverneur van Miranda, wees erop dat de voormalige regionale regering van Miranda het oude regeringsgebouw heeft verlaten en een ander onderkomen heeft gezocht, zodat daar een universiteit gevestigd kon worden. Op dit moment wordt echter geprobeerd om de studenten weer uit dat gebouw te verdrijven. "Stelt u zich eens voor wat er gaat gebeuren als ze in Los Teques werkelijk zullen proberen om 5.000 studenten uit de universiteit te verdrijven, zodat zij [nvdr: de verkozen oppositieleden] het zich genoeglijk kunnen maken", waarschuwde Cabello.

De eerste contrarevolutionaire actie van Antonio Ledezma na zijn verkiezing is mislukt: het omvormen van de onder de jongeren in Carácas populaire tv-zender ívila TV tot een regeringsvijandige tv-zender. De zender, die vooral populaire muziek uitzendt en programma's over de rechten van de jeugd, werd opgericht door de vertrekkende burgemeester Juan Barreto. Na zijn overwinning kondigde Ledezma aan dat hij een "goed team" had klaar- staan om op ívila TV een "goed programma" uit te zenden. Dat werd door de, voornamelijk jonge, medewerkers duidelijk als zeer bedreigend ervaren. "Hier kom je er niet in! Wij spreken met de gemeenschap, niet met jou", zei ívila-presentatrice Leomerly Salismey live in de uitzending. Haar collega Jorge Vásquez voegde daaraan toe: "Die types die jij ívila TV wil binnen loodsen kan je inzetten bij RCTV Internacional, als men ze daar kan gebruiken. Hier komen ze er in ieder geval niet in!" Ze riepen op tot demonstraties om de zender te beschermen tegen overname door de nieuwe machthebber. Het vertrekkende gemeentebestuur heeft vervolgens het tv-kanaal met spoed overgedragen aan het Venezolaanse ministerie voor Communicatie en Informatie (MinCI)en het kanaal zo behoed voor overname door Ledezma. Daardoor kunnen uitzendingen als 'El entrompe de Falopio', het vermoedelijk enige feministische programma op de Venezolaanse televisie, gewoon doorgaan.

Voor de revolutionaire beweging kan het verlies in Carácas en Miranda een heilzame schok zijn geweest, omdat daarmee de illusies over de onomkeerbaarheid van het revolutionaire proces vervlogen zijn. Tegelijkertijd hebben de socialisten in Venezuela opnieuw aan kracht gewonnen. Ten opzichte van het referendum in december 2007, toen de door president Chávez voorgestelde herziening van de grondwet nipt werd afgewezen, hebben de socialisten er meer dan een miljoen stemmen bij gekregen, terwijl de net als voorheen versnipperde oppositie 300.000 stemmen minder heeft gekregen.

De Communistische Partij van Venezuela (PCV) heeft er ten opzichte van de regionale verkiezingen van vier jaar geleden ook stemmen bij gekregen. In een aantal staten wisten zij het aantal stemmen zelfs te verdubbelen of te verdrievoudigen. Ondanks dat toonde de algemeen secretaris van de PCV, Oscar Figuera, zich niet tevreden. Daar waar linkse partijen door lijstverbindingen zijn gaan deelnemen aan de verkiezingen, in concurrentie met de PSUV, bleven de resultaten achter bij de verwachtingen. Wat de Venezolaanse communisten echter het meest verontrust is dat de oppositie in de staten Carabobo, Miranda en Zulia en ook in Carácas heeft gewonnen, juist daar waar zich een groot deel van de Venezolaanse arbeidersklasse concentreert. "Deze gebeurtenissen moeten nauwkeurig geanalyseerd worden, want als men het socialisme wil opbouwen moeten de arbeiders in de voorhoede van het proces staan", aldus Figuera.

Bron: Unsere Zeit, krant van de DKP, 5 december 2008, vert. J.Bernaven.