Mooie Woorden

Goed en fout


 

Rinze Visser

Steeds vaker kom ik de opvatting tegen dat de huidige tijdgeest minder vijandig tegenover het fascisme staat dan in eerdere tijden het geval was. Meer en meer ontwaar ik pogingen om fascisme te relativeren door het van zijn meest negatieve kanten te ontdoen. Dit was te verwachten. Immers de toonaangevende politiek-culturele sfeer is er één van: links kan "geen goed meer doen"; alles wat ook maar als negatief kan worden benoemd of begrepen heeft als oorzaak de veel te grote linkse invloed...

Laten we bij deze gelegenheid nu eens niet uitvoerig uitweiden over wat rechts terecht dan wel onterecht als links ziet. Maar laten we wel noemen de in de recente politieke geschiedenis ontstane devaluatie van fascisme en de prominente rol van de algemeen als links geziene krachten hierin. Zo herinner ik mij nog discussies uit begin tachtiger jaren over links en rechts fascisme en over het fascisme in jezelf. Waarbij een belangrijke politieke stroming met een op oorlog en vernietiging van mensen gerichte ideologie en praktijk werd teruggebracht tot het niveau van de psychiaterdivan en de maatschappelijk werker. Tussen haakjes: ook de klassenstrijd werd een tegenstelling in de mens zelf; immers in elke geest huisde een kapitalist...

Het lijdt geen twijfel dat hét fascisme-relativisme dankbaar gebruikmaakt van deze eertijds in de linkse marge gehuldigde opvattingen en deze nu tot het gangbare linkse gedachtegoed rekent, om links tot gevaarlijke onzinnigheid te kunnen veroordelen én bovenal tot aanstichter van alles wat slecht is of slecht gevonden moét worden.

Echter met historische leugens en ongerijmdheden kan naar goeddunken gestrooid worden als het maar dát doel dient: communisme-socialisme in de verdomhoek trappen en het fascisme ontdoen van zijn al te negatieve lading. Zo lees ik in een artikel met zo'n doelstelling dat de opkomst van het fascisme twee grote fouten in het socialistische denken aan het licht bracht. Eén: uitbreiding stemrecht leidt tot méér linkse kiezers. Twee: de Eerste Wereldoorlog zou niet uitbreken omdat de arbeiders uit de verschillende landen niet tegen elkaar zouden vechten. Als we deze versimpelingen voor lief zouden nemen, dan zou er wat voor te zeggen kunnen zijn. Maar de werkelijkheid is een geheel andere.

Socialisten stonden altijd in de voorhoede als het ging om stemrecht voor iedereen, voor arbeiders, voor vrouwen. De linkse politiek-democratische doelstelling, dat iedere burger recht heeft op de minimale mogelijkheid binnen het kapitalisme voor invloed op het bestuur, wordt hier als een grote fout aangerekend en de fascisten - de kampioenen van de antidemocratie - krijgen de eer deze 'grote fout' aan het licht te hebben gebracht... Jazeker, het fascisme, in Italië en Duitsland, heeft laten zien dat ook arbeiders op fascistische partijen stemden... Alsof al niet het bestaan van liberale en confessionele partijen aan het licht had gebracht dat lang niet alle arbeiders, toen ze de kans kregen, op de socialisten stemden.

Het getuigt nu juist van een hoge moraal een rechtvaardige strijd te willen voeren, waarbij succes lang niet altijd voor de vooraanstaande strijders politiek zeker is. Zeker communisten kunnen daarover meepraten. Veel interessanter is echter de vraag welke drijfkracht actief wordt om het 'gevaar'van goede linkse stembusuitslagen te voorkomen. Deze vraag blijft ook nu, in deze tijd, actueel.

In de imperialistische oorlog, die de geschiedenis als Eerste Wereldoorlog is ingegaan, die toen woedde, zouden arbeiders niet op elkaar schieten. Internationale proletarische solidariteit, toch? Een grote socialistische denkfout? Omdat het nationalisme het won van het internationalisme? De werkelijkheid was dat de meerderheid van de socialistische leiders en parlementsleden zich, tegen de internationale afspraken in, op het standpunt stelden van de landsverdediging en daarmee de klassenbewuste arbeiders verraadden en in de steek lieten; de belangen van 'hun' nationale kapitalisten hoger stelden dan die van de arbeiders en de vrede. De consequente socialisten, die van mening waren dat internationale afspraken nagekomen moesten worden, waren degenen die later communisten werden genoemd. Mag men gewone arbeiders chauvinisme of oorlogszucht verwijten als ze gedwongen worden te vechten, de oorlog ingestuurd worden met het grote risico er slachtoffer van te worden? En dat mede door toedoen van wat zij lange tijd als hun leiders zagen?

Natuurlijk is het fascisme-relativisme niet iets geheel nieuws. Ook al eerder gingen er stemmen op die de schuld van het ontstaan van het fascisme bij het socialisme legden. Laten wij dan zo vrij zijn hier niet van schuld te spreken, maar van aanleiding. Want weinigen kunnen eromheen dat fascisme ook een kapitalistisch antwoord was op het voor de machthebbers dreigende, linkse rode gevaar; een antwoord op het ontwaken van de arbeidersklassen en de daaruit voortvloeiende machtsambities. En dat, ondanks de fascistische antikapitalistische retoriek en quasi-sociale symbolen.

Wat zo weinig genoemd wordt, omdat het ondergedompeld is in de haat en minachting voor het gewone volk, is dat het socialisme door zijn invloed deel is geworden van algemeen menselijk fatsoen: wat voor een ander over hebben, mededogen met de verdrukten, afkeer van egoïsme, gevoel voor sociale rechtvaardigheid. Nou niet direct revolutionair klinkend, maar wel horend bij de geest van socialisme. Elk uur van de dag, ja elke minuut, wordt gepoogd de geesten van de mensen hiervan te 'bevrijden'.

Dat kost de socialisme-communismehaters veel tijd en energie; veel internationale fondsen zijn er goed voor. Het zal blijken dat de door jarenlange socialistische invloed opgebouwde 'stoffen' tot een grotere existentie hebben geleid dan menigeen van de heersende elites lief is. Maar dat is zeker niet een pleidooi voor nietsdoen. Want ook volken met een grote meerderheid aan goeddenkende mensen kunnen in de afgrond terechtkomen. De geschiedenis heeft dat meer dan eens laten zien.