Nederlaag bazen olie-industrie Venezuela

Revolutionair proces verdiept

President Chávez.  

Door Jorge Martin

Op donderdag 20 februari 2003, middernacht, arresteerde de Venezolaanse politie de voorzitter van de werkgeversorganisatie Fedecamaras, Carlos Fernandez, beschuldigd van vijf verschillende aanklachten: verraad aan het vaderland, rebellie, aanzetten tot misdaad, samenspanning tot het begaan van misdaden, en vernietiging. Carlos Fernandez en de leider van de vakbondsfederatie CTV, Carlos Ortega, (tegen wie ook een arrestatiebevel is uitgevaardigd) waren samen de belangrijkste in de openbaarheid tredende gezichten van de sluiting en de sabotage van de olie-industrie door de bazen in december en januari, waardoor de Venezolaanse heersende klasse de regering Chávez probeerde omver te werpen. (deel 2)

Onder deze omstandigheden heeft Chávez een strategie aangenomen die sterk verschilt van die na de coup van 11 april van vorig jaar. Bij die gelegenheid probeerde hij te verzoenen en te onderhandelen. Hij vroeg om vergeving en stelde opnieuw de oude bestuurders van de PDVSA aan. Wij waarschuwden toentertijd al dat de poging om de reactie te sussen door onderhandelingen niets anders tot gevolg zou hebben dan de versterking van de vastberadenheid van de reactionaire heersende klasse, die onvermijdelijk de gelegenheid zou benutten om zich voor te bereiden op een nieuwe coup. Zelfs gedurende de couppoging van december-januari was de opstelling van Chávez volledig gebaseerd op de grondwet. Alle wettelijke procedures werden gewetensvol gevolgd, terwijl de reactie allerlei illegale methodes toepaste om het land te verlammen en het gerechtelijke systeem van binnenuit te saboteren. De weerstand van de arbeiders en het volk vond plaats ondanks het ontbreken van elke landelijke revolutionaire leiding, die hun inspanningen zou kunnen coördineren en organiseren. Ondanks het feit dat er over het hele land honderdduizenden achterbanorganisaties zijn, mist de revolutionaire beweging nog steeds een landelijk coördinatie-orgaan.

Revolutionair offensief

Met zijn toespraak bij de enorme demonstratie van 23 januari als startpunt, maakte Hugo Chávez duidelijk dat dit de tijd is om in het offensief te gaan en hij riep op tot een verdieping van de organisatie van het volk. De regering heeft een reeks van maatregelen genomen om tegen de reactie te vechten, beginnend met het opschorten van het internationale geldverkeer, terwijl controlemogelijkheden daarvoor in werking zijn gesteld (met als doel om kapitaalvlucht tegen te gaan), prijscontrole voor basisproducten (om speculatie te bestrijden) en een discussie in het parlement voor een nieuwe wet op de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media (die een cruciale rol speelden in de organisatie van iedere samenzwering tot een coup). Zelfs in zijn 'Hi President'-programma op 16 februari zei hij dat de organisaties, opgericht voor de verdediging van het recht op onderwijs, nu organisaties moesten worden van revolutionaire waakzaamheid voor de prijscontrole.

Tegelijkertijd heeft Chávez in een aantal tv-uitzendingen vanuit de verschillende olieraffinaderijen de rol van de olie-arbeiders bij het verslaan van de couppoging erkend en de arbeiders daarvoor bedankt. Ook zijn massabijeenkomsten georganiseerd in verschillende provincies waar gouverneurs van de oppositie de leiding hebben, waarbij Chávez opriep dat deze gedwongen moeten worden hun mandaat neer te leggen ( een mogelijkheid, die deel uitmaakt van de nieuwe grondwet) voor het eind van het jaar.

De arrestatie van de samenzweerder Carlos Fernandez maakt deel uit van dit offensief en wordt duidelijk toegejuicht door het merendeel van het volk.Het meest voorkomende commentaar erop is, dat het al veel eerder had moeten gebeuren. Het is zo dat de volksorganisaties, de demonstraties en de graffiti op de muren in de belangrijkste steden al langere tijd aandrongen dat er 'strengere maatregelen' moesten worden genomen. De leider van de telefoonarbeiders, José Mora, verklaarde dat hij blij was dat Carlos Ortega ondergedoken was, omdat dit betekende dat de arbeiders er nu opuit kunnen gaan om hem te vinden en zaken recht te zetten. Echter, zelfs deze actie toont de grenzen van de regeringsmaatregelen aan, omdat een paar uur na de arrestatie, de bij deze zaak dienstdoende rechter werd vervangen door een andere, die hem onmiddellijk slechts onder huisarrest stelde en enkele van de aanklachten introk. Dit is een schandelijke beslissing omdat er al het voorbeeld is van de ontsnapping van Pedro Carmona, de hoofdpersoon van de coup van 11 april, die ook werd veroordeeld tot huisarrest. Ondertussen verrotten de Verdedigers van Puente Llaguno, die de democratische regering verdedigden op 11 april, in de gevangenis terwijl ze wachten op hun rechtszaak, ondanks het feit dat een van hen stervende is aan kanker. Het is duidelijk dat het gerechtelijk systeem nog grotendeels in handen is van de reactie.

Het is een feit dat de reactionairen een hevige slag is toegediend met de nederlaag van hun december-januari-poging, maar de Venezolaanse heersende klasse is nog lang niet voor eens en altijd verslagen en gaat door met opruiing in de media, in afwachting van een nieuwe gelegenheid. Het zou onwijs zijn om te denken dat de reactionairen dood en begraven zijn.

Economische crisis

De belangrijkste uitdaging waarmee het revolutionaire proces op dit moment wordt geconfronteerd is de ineenstorting van de economie als gevolg van de oliesabotage en bewuste ontregeling van het productieproces door de kapitalisten, in het bijzonder in de voedselproductie. De oligarchie probeert met alle middelen een chaos en tekorten te laten ontstaan, om zodoende de sociale basis van de ondersteuning van het revolutionaire proces te ondermijnen. Men moet op de eerste plaats het vraagstuk van de reorganisatie van de PDVSA bespreken. Tot nu toe heeft de regering nieuwe directeuren aangesteld, die in overeenstemming met de roep van het volk om de 'PDVSA te zuiveren' al 12.000 werknemers hebben ontslagen, waarvan het overgrote deel behoort tot de directies en technici uit de bovenste lagen van de maatschappij. Het is echter niet voldoende om de ene groep directeuren te vervangen door een andere, die meer of minder loyaal aan het revolutionaire proces zou kunnen zijn. Integendeel, de indrukwekkende ervaring met de arbeiderscontrole over de productie, tijdens de sabotageperiode, moet gebruikt worden om dit uit te breiden tot het besturen van de PDVSA als geheel. De olie-arbeiders hebben PDVSA gered en zijn degenen die de maatschappij vanaf nu zouden moeten besturen. Een nationaal congres van de olie-arbeiders moet bijeen worden geroepen met als doel alle arbeiders te verenigen en de mechanismen van arbeidersbestuur in te stellen. Dit is de enige manier om 'PDVSA is van het volk' zeker te stellen en dat het geleid wordt voor het nut van allen. Arbeidersbestuur van de industrie zou uitgebreid moeten worden tot al die maatschappijen in staatseigendom, waar veel van de directies zich ook 'in opstand' hebben verklaard. Nog een front is dat van de particuliere ondernemingen waar de bazen proberen de arbeiders te laten betalen voor de sluiting door de bazen. De arbeiders moeten op een georganiseerde manier weerstand bieden aan elke poging om hun fabrieken geheel of gedeeltelijk uit te schakelen, aan elke poging om de lonen te verlagen, om onbetaalde vakanties uit te roepen, enz... In verscheidene fabrieken in het land zijn er al belangrijke voorbeelden van zulke gevechten. De Convencaucho-arbeiders in Barquisimento (Lara) moesten de vervanging van hun vakbondsleiders forceren en de fabriek bezetten om de werkgevers te dwingen hun volledige lonen uit te betalen en de fabriek opente houden. Ook in de auto-industrie in Carabobo hebben de arbeiders tot dusver de pogingen van de werkgevers om hen de effecten van de sluiting te laten betalen weten te voorkomen. Een van de belangrijke discussies op dit moment tussen klassenstrijd en de democratische vakbewegingsactivisten gaat over fabrieksbezettingen en het besturen ervan onder arbeiderscontrole.

(wordt vervolgd)

Carácas, 26 februari 2003, vertaling Cas Hilvers