Aansprakelijkheid bij verkeersongevallen

Door mr. Sjoerd Visser, advocaat te Stadskanaal

Als een gemotoriseerde verkeersdeelnemer betrokken is bij een verkeersongeluk met een voetganger of fietser gelden er bijzondere regels voor de aansprakelijkheid. Vooral voor de betrokken voetganger of fietser is het belangrijk om daarover meer te weten. De gemotoriseerde verkeersdeelnemer kan de afhandeling van de aansprakelijkheid en de schade meestal overlaten aan zijn wettelijk verplichte WA-verzekering.

Onder gemotoriseerde verkeersdeelnemers verstaan we automobilisten, motor-, scooter- en bromfietsrijders. Ten aanzien van de fietsers, waaronder ook de snorfietser, en voetgangers moeten we een onderscheid maken tussen kinderen jonger dan 14 jaar en volwassenen, waarbij inbegrepen kinderen van 14 jaar en ouder.

Bij een ongeval met lopende of fietsende kinderen van onder de 14 jaar is de gemotoriseerde deelnemer voor 100 procent aansprakelijk voor de schade, tenzij hij zich kan beroepen op overmacht. In de praktijk is het erg moeilijk om overmacht te bewijzen. Een gebrek aan het motorrijtuig levert geen overmacht op. Een lichamelijk gebrek bij de bestuurder van het motorrijtuig leidt ook niet tot een geslaagd beroep op overmacht. Slechte weersomstandigheden ook niet. Hetzelfde geldt voor fouten van andere verkeersdeelnemers, tenzij de gemotoriseerde bestuurder zelf niets te verwijten viel en de fout van de ander zo onwaarschijnlijk was, dat de bestuurder daar geen rekening mee hoefde te houden. Voor alle overige gevallen wordt ervan uitgegaan, dat de gemotoriseerde bestuurder anticipeert op verkeersfouten van andere verkeersdeelnemers. Als hij jonge kinderen ziet, weet dat ergens veel jonge kinderen wonen of bij een school, moet hij dus extra opletten en extra voorzichtig rijden.

In de meeste gevallen is de gemotoriseerde bestuurder dus voor 100 procent aansprakelijk voor de schade van het kind onder de 14 jaar. Uitzondering daarop is de situatie, dat aan het kind opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid valt te verwijten. Ook dat is bijzonder moeilijk te bewijzen. We moeten er rekening mee houden, dat jonge kinderen plotseling de weg op kunnen rennen. Zo zijn kinderen, en dat heeft niets met opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid te maken. Als een volwassene plotseling de weg op zou rennen is dat anders, deze heeft meestal wel het inzicht dat wat hij doet gevaarlijk is.

Ten aanzien van de 14 jarigen en ouder is de gemotoriseerde bestuurder in elk geval voor 50 procent van de schade aansprakelijk. Dit ook weer tenzij hij overmacht kan bewijzen en tenzij er sprake is van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid bij de fietser of voetganger. Hoe moeilijk overmacht te bewijzen is hebben we hiervoor al gezien. Meestal komt het erop neer, dat aan de gemotoriseerde bestuurder rechtens enig verwijt te maken is en is deze voor 50 procent aansprakelijk.

Blijft over de andere 50 procent van de schade. Bij de verdeling van die andere 50 procent tussen de gemotoriseerde bestuurder en de volwassen voetganger of fietser wordt uitgegaan van de mate van ieders schuld aan het verkeersongeval. Een paar voorbeelden. Een auto nadert, 30 kilometer per uur rijdend, een onoverzichtelijke kruising en rijdt een fietser aan, die van rechts komend de kruising oprijdt. De schuldverdeling wordt voor beide partijen 25 procent: de auto reed gegeven de omstandigheden te hard, en de fietser had beter op moeten letten en bovendien de auto voorrang moeten geven; een motorrijder botst met een voetganger, die de weg op een zebrapad oversteekt terwijl het verkeerslicht voor hem op rood staat. De motorrijder moet ook de andere 50 procent van de schade dragen, omdat hij veel te snel, namelijk met 50 kilometer per uur, de drukke kruising met zebrapad naderde en de voetganger heeft zien staan. Hij had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat de voetganger zou gaan oversteken en had zijn snelheid daarop moeten aanpassen; een langzaam en gedeeltelijk op het fietspad rijdende vuilniswagen, die bezig is vuilnis op te halen, rijdt een voetganger aan, die plotseling het fietspad op loopt om een naderende bus te waarschuwen dat hij hem moet meenemen. De bestuurder van de vuilniswagen moet ook de andere 50 procent volledig dragen, omdat hij ten onrechte gedeeltelijk op het fietspad reed, geen rekening hield met de dode hoeken van zijn spiegels en de voetganger had zien staan. Hij moest er dus rekening mee houden dat hij plotseling het fietspad op kon lopen; een automobilist rijdt een fietser aan, die vanaf het parallelle fietspad plotseling via een oversteekplaats voor fietsers de weg op rijdt. De automobilist rijdt 40 tot 45 kilometer per uur, maar had moeten afremmen bij het naderen van de oversteekplaats. De fietser had de automobilist voorrang moeten verlenen. Van de andere 50 procent draagt elke partij 25 procent.

Als u hierover of over andere dingen vragen hebt, en u woont in de buurt, bent u welkom op het gratis spreekuur van Advocatenkantoor Visser c.s., elke maandag van 17 tot 20 uur aan de Hoofdkade 108 (Bij de Buinersluis) in Stadskanaal.