Wat je niet over Haïti hoort, maar je toch moet weten

De verwoesting is groot in Port-au-Prince door de aardbeving, een stad die gekenmerkt is door grote armoede en slechte sociale infrastructuur. (Foto Flickr)
De 'clown' David Cameron van de Tories blijkt vooral een belangenbehartiger van de bourgeoisie. (Foto Flickr)

Carl Lindskoog (*)

Al tijdens de eerste uren na de verwoestende aardbeving op Haïti meldden CNN, de New York Times en andere belangrijke nieuwsbronnen een gelijkgestemde versie van de ernstige verwoestingen: De aardbeving van 7.0 op de schaal van Richter had zoveel schade aangericht omdat het een stedelijk gebied trof, overbevolkt en extreem arm. Door de vele "bovenop elkaar gebouwde" huizen, veelal door de arme bevolking zelf gebouwd, waren het zeer zwakke constructies. En door de jarenlange onderontwikkeling en politieke chaos was de Haïtiaanse regering niet in staat om bij deze ramp adequaat in actie te komen.

Allemaal waar, maar dat is niet het hele verhaal. Wat er aan ontbreekt is enige uitleg over het waarom. Waarom is Port-au-Prince zo overbevolkt, en waarom zijn de Haïtianen gedwongen om met zo weinig middelen te overleven?

En als er dan enige uitleg gegeven wordt is die vaak nog volkomen verkeerd ook, zoals bijvoorbeeld de verklaring van een voormalig Amerikaans diplomaat op de zender CNN, dat de overbevolking van Port-au-Prince kwam doordat de Haïtianen niets van geboorteregeling afweten, zoals de meeste volkeren in de derde wereld.

Het zou de bevolking van de Verenigde Staten verbazen als ze zouden horen dat de feiten die de gevolgen van de ramp vergroot hebben grotendeels toe te schrijven zijn aan het Amerikaans beleid en aan het door de Amerikanen opgezette ontwikkelingsmodel dat in Haïti werd toegepast. Van 1957 tot 1971 leefden de Haïtianen onder het schrikbewind van Papa Doc Duvalier, een brute dictator, die door de Verenigde Staten gesteund werd omdat hij een gedegen anticommunist was. Na zijn dood werd zijn zoon Jean-Claude Duvalier (Baby Doc) op 19-jarige leeftijd president-voor-het-leven. Hij regeerde Haïti tot hij in 1986 uiteindelijk werd afgezet. In de 70-er en 80-er jaren van de vorige eeuw hebben Baby Doc, de Verenigde Staten, en het privékapitaal gezamenlijk een beleid toegepast waardoor Haïti en de Haïtiaanse hoofdstad geworden zijn tot wat ze waren op 12 januari 2010.

Na het aantreden van Baby Doc werden door de Amerikaanse planologen in en buiten de regering van de Verenigde Staten plannen uitgewerkt om van Haïti het 'Taiwan van het Caraïbisch Gebied' te maken. Dit kleine en arme land, dat erg gunstig dichtbij de Verenigde Staten ligt, werd aangeraden om te stoppen met de kleinschalige landbouw en zich volledig te richten op industrialisatie gericht op de export. Duvalier en z'n medestanders werd verteld dat dit de weg was naar modernisering en economische vooruitgang. Haïti was volgens de Wereldbank en USAID (het Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten) de perfecte kandidaat voor deze neoliberale aanpak.

De schrijnende armoede van het Haïtiaanse volk kon worden benut door hen voor lage lonen te laten werken, bijvoorbeeld door het maken van basketballen, of het in elkaar zetten van allerhande industriële producten. Maar USAID had ook plannen voor het platteland. Niet alleen de Haïtiaanse steden moesten voor de export produceren, ook het platteland moest dat doen. De landbouwsector moest overschakelen op producten die goed in de markt lagen voor de export. Om dat te verwezenlijken zetten USAID, grootgrondbezitters en zakenlui grote landbouwproductiebedrijven op. Tegelijkertijd werden er steeds meer Amerikaanse landbouwoverschotten op de Haïtiaanse markt gedumpt. Het was voorspelbaar dat deze Amerikaanse 'hulp' het, samen met hetdoorvoeren van structurele veranderingen op het platteland, voor de Haïtiaanse boerenbevolking onmogelijk maakte te overleven. Zij moest noodgedwongen verhuizen naar de steden, vooral Port-au Prince. Hier zouden de banen in de industrie geschapen worden. Er bleek echter al gauw te weinig werkgelegenheid in de steden te zijn. De bevolking bleef groeien evenals de sloppenwijken.

Om in huisvesting te voorzien werden goedkoop en snel de woningen vaak boven op elkaar gezet. Na veel te lange tijd kwamen de Haïtiaanse zakenlui en Amerikaanse beleidsmakers er pas achter dat dit ontwikkelingsmodel voor Haïti niet goed werkte en stopten ermee. De gevolgen van dit op Amerikaanse leest geschoeide beleid bleven echter niet uit.

Toen in de middag en avond van de 12e januari die afschuwelijke aardbeving en naschokken plaatsvonden, was zonder twijfel de verwoesting vanwege de geweldige overbevolking en armoede in Port-au-Prince en omliggende gebieden zo schrikbarend groot. Maar de geschokte Amerikanen kunnen méér doen dan alleen hoofdschuddend, uit medeleven, een geldbedrag doneren. Ze kunnen hun eigen regering confronteren met de verantwoordelijkheid voor deze ernstige gevolgen van de aardbeving. En ze kunnen toegeven dat de Verenigde Staten schuldig zijn aan het feit dat Haïti geen zinvolle ontwikkeling heeft gekend.

Om maar niet het volledige verhaal over de achtergronden te moeten vertellen, geven CNN en New York Times de Haïtianen er zelf de schuld van dat ze zo zwaar getroffen zijn, door de situatie die ze niet zelf veroorzaakt hebben. John Milton schreef daarover: "Degenen die het volk de ogen uitstaken verwijten het nu dat het blind is."

Carl Lindskoog is activist en historicus uit New York, met een doctoraat van de Universiteit van de stad New York.

Bron: Global Research, 15 januari 2010, vertaling Ardengo Persijn.